Comment

Fraukebrief 48: Wie H zegt moet I zeggen: ’Wie nu geen huis heeft…’(2)

Beste Lezer,

In vorige brief had ik het o.a. over diegene die geen huis heeft en dus ook geen  sanitair. Er verschijnt de laatste tijd veel berichtgeving over hoe moeilijk het is voor erkende asielzoekers om een woonst te vinden. In de meeste steden zijn de huizen erg duur, en zelfs goedkope huizen worden slechts met veel moeite aan nieuwkomers en hun gezinnen verhuurd. Onlangs nog stond in de kranten het verhaal van enkele asielzoekers die in krotten zonder water en elektriciteit woonden, de ratten hadden er vrij spel. Dit probleem heeft een staartje gekregen, de huisjesmelkers worden hopelijk aangepakt. Wel vraag ik me af wat er van de getuigen in die uitgewoonde panden is geworden. Waar zijn ze gebleven? En hebben ze nu een propere woonst gevonden?

Een plek om te wonen is een begin, een nieuwe start. Een plaats waar je je nest kunt maken en tot rust komt, weg van alle doorstane ellende, waar je vooruit kunt kijken naar een toekomst. Het begin van een nieuw leven.

Nu wintert het(een beetje), het donkert vroeg en de stad is opgemaakt voor een gezellige kerstperiode. Glitters, lichtjes…en uiteraard veel cadeaus en lekker eten in de winkels. De stad lijkt wel een warm bad(voor wie geld heeft).

Wanneer ik er in rondloop schiet de zin van de bekende dichter Rilke me te binnen: ‘Wie nu geen huis heeft bouwt er geen meer..’

In het geval van de medemens die met zijn hele hebben en houden in het station of onder een brug zit, die ronddoolt in de straten, klinkt die zin wellicht ietsje anders: ‘Wie nu geen huis heeft krijgt er geen...’

Is het een idee om leegstaande panden een nieuwe bestemming te geven? Laat het dan wel geen krot zijn zonder water en elektriciteit. Wist u trouwens dat er in Europa meer leegstaande woningen dan daklozen zijn?

Mvg,

Frauke J.

Comment

Comment

Fraukebrief 47: Wie G. zegt moet H. zeggen: ‘Wie nu geen huis heeft….’(1)

Beste Lezer,

‘No clothing no toothbrush’: iets dergelijks zag ik hangen op de spiegel van een openbaar toilet in een station. Een andere keer had ik een briefje zien hangen waarop stond dat je extra moest betalen wanneer je van kleding wisselde of je tanden poetste in de toiletruimte. Deze korte mededelingen zetten me aan het denken. Stel het je voor, lezer: je hebt er een lange treinrit opzitten en je komt aan in een stad: een beetje opfrissen zou nu handig zijn. Het eerste wat je echter ziet in de toiletruimte is een spiegel met dit kleine briefje dat boekdelen spreekt.

Akkoord, tandpasta in lavabo’s, achtergelaten kleding en zakken zijn vervelend, zeker ook voor toiletdames. En dat is begrijpelijk: zij lopen nu al voortdurend, met spons of dweil, achter de bezoekers van het kleinste kamertje. En toch: het oogt weinig gastvrij wanneer je na een lange treinreis ergens aankomt en het openbaar toilet je waarschuwt met een dergelijk bericht.

Hoe moet het trouwens met wie op straat leeft en in principe aangewezen is op  openbare sanitaire voorzieningen? Waar gaan zij zich wassen, hun behoefte doen? Of is er een soort niemandsland, een donkere (letterlijk) en vieze plaats voor wie geen huis heeft en dus ook geen badkamer en wc?

Is een treinstation en ook het toilet aldaar een openbare ruimte en dus voor iedereen toegankelijk? Voor de treinreiziger die op dat ogenblik zwervend is én voor de echte zwerver die geen huis heeft? Vooral deze laatste is werkelijk te beklagen, de tijdelijke zwerver kan naar een warme plek met voorzieningen, zij het een huis of hotel. Voor wie op straat leeft is het dag in dag uit behelpen.

Maar er is ook hoopvol nieuws: in sommige steden zetten kleine groepjes zelfstandigen initiatieven op waarin daklozen een kop koffie, een toiletbezoek wordt aangeboden. De sanitaire voorzieningen van de spoorwegen, die hoe dan ook al niet veel voorstellen, kunnen er nog iets van leren.

Mvg,

Frauke J.

 

 

Comment

Comment

Fraukebrief 46: Wie F zegt moet G zeggen: Tijd om het af te kloppen

Beste Lezer,

Herinnert u zich, mei dit jaar: daar gingen we weer, met onze oproepbrieven, naar de stembus.

We vervulden onze burgerplicht en stemden ‘voor de goei of de anderen’, al naargelang eigen smaak, en we weten intussen dat smaken zeer verschillend kunnen zijn.

Een grote kiescampagne met veel beloftes ging vooraf aan de grote dag. Politici hadden de mond vol over dat het allemaal ‘anders’ zou worden.

Besturen-1.JPG

Welnu - het is anders, er is nl. geen nieuw bestuur. Begrijp jij deze logica?

Wij burgers doen onze plicht, maar de verkozenen laten het voorlopig afweten en kibbelen nog voor er een kabinet is. Dat gaat dan van “indien jij zo doet dan doe ik zus” of “ewel, ik doe niet meer mee”. Kortom, het lijkt wel het welles -nietesspel van kinderen. Hier in dit geval dan Franstalige en Nederlandstalige kinderen.

Indien je het mij vraagt (maar niemand vraagt mij wat) is er meer aan de hand.

Politici vertonen uitstelgedrag schuiven besturen op de lange baan. Het lijkt een soort staking.

Dat huishoudhulpen het dreigen te laten afweten en staken omwille van hun lage loon, dat kan ik begrijpen maar bij politici kan dit toch niet de oorzaak zijn van de verlamming.

 Misschien durven politiekers dit kleine land niet meer besturen, of is het te moeilijk of te ingewikkeld geworden om een land(je) te besturen dat x-aantal regeringen telt?

Eerst waren er de bange burgers en nu zijn er de bange politici.

Of zijn politici bang van bange burgers?

Mijn gezond verstand zegt dat ‘niet besturen’ pas echt bangelijk is.

 

Mvg,

Frauke Jemand

 

Comment

Comment

Frauke J.brief 45 : Wie E zegt moet F zeggen: Help we verzuipen

Beste Lezer,

Het begint eindelijk een beetje te winteren, en dat werd tijd! Het is inmiddels al een heel eind in november. Hier en daar gaat dat gepaard met erg slecht weer, en in het buitenland met de nodige waterellende. Hebt u onlangs ook die hallucinante beelden van de overstroomde stad Venetië gezien, lezer? Toeristen dobberden er rond met plasticzakken om de benen. De nog overblijvende Venetianen maakten zich intussen grote zorgen om hun mooie stad. Winkeliers hadden de handen vol met water hozen uit hun souvenirshops. Intussen stroomde het via een andere weg terug naar binnen. Het was dweilen met de kraan open. Ik vroeg me af hoe het binnenin de huizen en hotels moet hebben uitgezien. In de krant las ik dat naast Venetië nog wel meer steden, zoals Tokio en New York, in aanmerking komen voor verdrinking. En vertel me niet dat dit niets met het klimaat te maken heeft!

CRUISE.JPG

Een aantal maanden geleden zag ik nog de macabere beelden van gigantische cruiseschepen die door de klotsende wateren van de stad Venetië mochten varen. Toen al zag je de golven, die een dergelijk schip maakt, op de wandelpaden terechtkomen. Onvoorstelbaar toch dat men zoiets toelaat terwijl de stad het water al aan de lippen staat. Bij het zien van de recente overstromingsbeelden bedacht ik dat men ooit van de nood een deugd zal moeten maken. Wanneer Venetië werkelijk verdrinkt dan worden de mastodontschepen, die nu de notendoppen van gondels verdringen, misschien wel arken van Noah. Het is geen slecht idee om nu al zo’n schip te enteren. In hun nood vinden toeristen en Venetianen dan een trieste toevlucht op zo een drijvend flatgebouw. Dan zullen deze laatste toch nog enig nut hebben gehad voor een verdrinkende stad.

 

Mvg,

 

Frauke Jemand

 

Comment

Comment

Frauke J.brief 44 : Moeilijke woorden : Het voltooide leven

hb39.JPG

Beste Lezer, 
 
Intussen weet je dat ik graag nadenk over woorden die ik hier en daar hoor vallen. 
Zo hoorde en las ik laatst over ‘het voltooide leven’ en dat je het recht zou moeten hebben om dat te beëindigen.
Het woord leven is mij zeer zeker bekend, en zelfs beëindiging van het leven is al veel in de actualiteit geweest. 
Het is het bijvoeglijke naamwoord ‘voltooid’ dat mij intrigeert. 
‘Voltooid’ betekent dat iets af is; er gebeurt daarna niets meer’, volgens het woordenboek. Hoe zit het dan met ‘leven’? ‘Van leven kan gesproken worden als er zich een proces afspeelt van begin (verwekking) tot aan het einde (dood )’, aldus opnieuw het woordenboek.
Oei, daar geraak ik toch wel van in de knoop, want leven betekent net dat je nog niet dood bent. Is het niet eigen aan leven dat er altijd wel iets gebeurt, al is het een eekhoorn zien die zijn oogst zoekt voor de winter, een nieuwsfeit waar je stil bij staat, een praatje in de winkel…?
Volgens mij staan de woorden voltooid en leven haaks op elkaar.
Maar misschien moet ik het allemaal niet zo letterlijk nemen en heeft het meer te maken met hoe een mens zijn leven bekijkt. 
Ik ben geen specialist ter zake maar er blijft mij één en ander dwars zitten: hoe weet je dat je leven af is? Voel je je niet meer nuttig? Maar wat is nuttig zijn? Heb je alles al meegemaakt? Heeft het leven geen geheimen meer voor jou? Is er geen verwondering geen verbazing meer? Heb je het gevoel dat de samenleving je niet meer moet?

En indien het leven af is voor jou: hoe zien je naasten dit dan? Kunnen zij betekenis halen uit je voltooide leven, ervan leren? Ligt daar dan geen mogelijk nieuwe opdracht voor jou, nl. ‘er zijn’?
Men associeert het voltooide leven met ouderen maar er stappen bijna dagelijks jongere mensen uit het leven. Zou het kunnen dat zij hun leven ook als voltooid beschouwen of houden ze het het gewoon voor bekeken? Waar ligt dan het verschil?
Jong of oud leven: wanneer men er een punt wil achter zetten omdat het ‘voltooid’ is is er een voorliggend probleem. Waarom beschouwen mensen hun leven als voltooid of houden ze het voor bekeken? Waar willen ze aan ontsnappen en wat is de bijdrage van de samenleving hierin?
Of hoe een eenvoudig bijvoeglijk naamwoord bij mij veel vragen oproept.
 
Mvg
 
Frauke J.

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 43: Wie D zegt moet E zeggen: het nut van een zebrapad

Beste Lezer,

 Herinner jij je nog je eerste lessen in het verkeer? We mochten eindelijk even het muffe leslokaal verlaten en met de gehele klas trokken we de straat op. Dit bijzondere uitstapje werd begeleid door een man in uniform. Twee aan twee stonden we daar, in een lange rij, op het voetpad net voor het zebrapad. De politieagent vertelde ons over het nut van het zebrapad, en dat je daar als voetganger voorrang op had. Uiteraard wees hij ons eerst op het belang van eerst naar links en dan naar rechts kijken (of was het omgekeerd?).

Zebrapad-1.JPG

Nog dagelijks maak ik gretig gebruik van die ene plaats op de weg waar je, als voetganger, een beetje koning in het verkeer bent. Er zijn best wel veel heren en dames die vertragen aan het zebrapad en daardoor zien dat er voetgangers willen oversteken. Wat mij betreft zijn zebrapaden handige strepen op wegen waar snelheidsduivels minder kans maken. Ik weet het: het nut van het zebrapad wordt hier en daar in vraag gesteld, maar daarover een andere keer meer.

Nu doet zich echter een nieuw fenomeen voor: wie weinig of geen rekening houdt met de voorrang op het zebrapad is de fietser. Alle begrip voor de euforie van de fietser die eindelijk ruimte krijgt op de weg. Helaas lijkt het wel of de lompe autobestuurder van vroeger op de fiets is gekropen en je nu bijna overhoop rijdt op het zebrapad.

Gisteren nog liep ik door de hoofdstraat van onze stad, de scholen waren net uit en hordes fietsen en andere vehikels zwermden uit over de straat. Het kostte ons, voetgangers, behoorlijk wat tijd vooraleer we eindelijk konden oversteken. Het merkwaardige was echter: bussen en auto’s stopten, maar de fietsers niet, die schoten overal voorbij. Ik weet dat in bepaalde landen (daar hebben we het buitenland weer!) fietsers moeten stoppen aan plaatsen met voorrang voor voetgangers, of dat ze anders een extra verkeersles moeten volgen, boete inclusief. Na de les ‘eerst naar links en dan naar rechts kijken’ volgt nu misschien een extra les ‘ben je met de fiets bij het zebrapad, kijk eerst naar links en dan naar rechts of er iemand klaar staat om over te steken’.

 Mvg,

 Frauke J.

                                                                      

 

Comment

Comment

Fraukebrief 42 : Wie C zegt moet D zeggen: Waar naartoe met mijn fiets?

Beste Lezer,      

Je zal het maar meemaken: je fietst naar het station, weliswaar een beetje aan de late kant, en je hebt nog enkele minuten om je fiets te stallen vooraleer je trein vertrekt. Helaas: de fietsenstalling zit tjokvol. Je trekt dieper en dieper de fietsenstalling in maar de massa fietsen is fenomenaal.

Dilemma: laat je de trein rijden en kom je te laat op je afspraak, of parkeer je je fiets illegaal? Ten slotte kies je voor het laatste, de vraag is alleen: waar dan? Prop je je fiets tussen een hoop andere in de stalling, elke regel negerend, of zet je hem gewoon ergens op de stoep tussen de vele illegaal geparkeerden? Gooi je hem inderhaast tegen een gevel, op gevaar af dat hij vanavond weggesleept is door de politie? Of laat je dit vehikel, want het is intussen een lastpost geworden, achter bij de reling van de brug. In dit geval loop je de kans vanavond geblokkeerd te zijn door twintig andere fietsen? De tijd dringt, er is geen ruimte meer om logisch na te denken, laat staan nog ver met je lastdier te lopen, dus neem je een impulsieve beslissing: het wordt illegaal proppen tussen andere fietsen in de stalling en net de trein halen.Oef!       

Fietsen&Snelheid-3.JPG

Vele uren later ga je in het donker op zoek in de nu stille fietsenstalling. Je haastige stappen klinken hol in de haast lege ruimte. Je fantasie dwaalt door het decor van een thriller waar op elk moment een bietebauw uit het niets tevoorschijn kan springen. En waar is je fiets eigenlijk gebleven? En dan, na minuten die uren lijken, ontdek je de oude schicht met losgerukte remmen en het stuur schots en scheef. Het is duidelijk dat je arme tweewieler het gevecht met in elkaar gehaakte fietsen heeft verloren. Nu maar hopen dat het licht het nog doet.

Mvg,        

Frauke J.

       

       

Comment

Comment

Fraukebrief 41: Wie B zegt moet C zeggen(4): Snelheidsduivels op de weg.

Fietsen&Snelheid-8.JPG

Beste Lezer,

 Hoorde u ook het bericht dat één van de grootste doodsoorzaken op de weg de snelheidsduivels zijn? Dat kwam stevig binnen bij mij. Spontaan dacht ik: ‘Hoe moet het dan met het groeiende aantal zwakke weggebruikers?’ Hoe hen te beschermen tegen snelheidsduivels en welk verweer is hier mogelijk?

Eerste reactie: heropvoeding van de bestuurders.

Al wie te snel rijdt wordt voor mijn part te voet naar huis gestuurd en mag dat nog een lange tijd blijven doen. Een kwestie van niet willen horen en dan maar aan den lijve voelen. Indien je dertig km te voet moet doen ontdek je ten volle wat ‘graag traag’ wil zeggen, wat ‘tijd’ en ‘haast’ met je doen.

Tweede reactie (misschien realistischer): hou de zwakke weggebruikers en de wagens uiteen.

In concreto: geen moordstroken noch fietssymbolen op de weg, maar echte fietspaden met een duidelijke afscheiding. Politici verwijzen immers graag naar ‘het buitenland waar ze alles efficiënter aanpakken’. Wel, laten we dan naar onze noorderburen kijken waar je veelal over een duidelijk afgescheiden fietsweg van dorp naar dorp kan fietsen. Of naar Denemarken waar de fietspaden achter de huizen liggen.

Derde reactie: indien we de auto’s nu eens dwingen om trager te rijden?

Er zijn zones waar dat min of meer lukt. Er zijn pogingen om opzettelijk een beetje chaos te creëren in de gedachte dat iedereen dan zijn verantwoordelijkheid neemt. Zoals in een Duits stadje waar de voet- en fietspaden in het centrum zijn genivelleerd om iedereen toe te laten dezelfde ruimte te gebruiken, met als resultaat heel erg vertraagd gemotoriseerd verkeer en vrijwel geen ongevallen meer.

Alarmerende bijgedachte: indien één van de weggebruikers dat niet doet, bv. de autobestuurder, dan is de zwakke weggebruiker wel de klos.

Hoe dan ook, alles staat of valt met het (her)opvoeden van de automobilist die zich aan snelheidslimieten leert houden en de zwakke weggebruiker niet negeert in het verkeer, en van de voetgangers en fietsers die dode hoeken en gevaarlijke manoeuvres leren mijden.

 

Mvg,

Frauke J.

 

Comment

Comment

Fraukebrief 40 : Wie A. zegt moet B zeggen(3): Waar is de buschauffeur gebleven?

Beste Lezer,

 

Laatst schreef ik u nog dat het ‘busje niet altijd komt’, maar blijkbaar is er meer aan de hand: de bussen zijn voorradig maar het ontbreekt aan bestuurders.

Nu zou je denken dat in tijden, waarin mensen aangespoord worden de auto thuis te laten, een lijnbus een goed alternatief zou zijn. We kunnen niet allemaal en overal op de fiets of op andere al dan niet motorloze vehikels.

Wel nu: onlangs hoorde ik dat één van onze grote busmaatschappijen overweegt om nog meer bus trajecten te schrappen bij gebrek aan personeel. Jawel, er is gezocht naar buschauffeurs, de lat tot aanwerving is zelfs verlaagd: je hoeft geen rijbewijs te hebben, leert alles ter plekke, maar desondanks: happen weinig mensen toe.

In tijden van het stimuleren van het openbaar vervoer overweegt men dat openbaar vervoer hier en daar te schrappen. Is dat wel slim?

Fietsen%26Snelheid-6.jpg

Ik beklaag jou, reiziger die in Zussenbolder woont: winkels weg, post weg, pastoor weg, café weg en misschien ook wel de bus. Het idyllische platteland zonder openbaar vervoer lijkt me ook niet echt aantrekkelijk, en eigenlijk behoorlijk eenzaam.

Mijn gezond verstand zegt: waarom het beroep van buschauffeur niet aantrekkelijker maken? Om te beginnen doet een goed loon veel en dat lijkt sommige maatschappijen wel te lukken: waarom zou het niet kunnen bij ’s lands grootste?

Het installeren van een wellevendheidscode (ik weet het: klinkt ouderwets maar soms moet je oude codes opnieuw invoeren) voor reiziger en chauffeur: ‘ik snauw niet naar jou en jij blijft beleefd tegen mij’. Aantrekkelijke uurregelingen of extra verlof voor late shiften…koffiekoeken ’s morgens...Gratis busvervoer voor de chauffeurs en hun familie…Ik verzin maar wat, gewoon om aan te tonen dat de knappe koppen van de busmaatschappij toch meer creatieve ideeën kunnen hebben dan ‘afschaffen van trajecten van het openbaar vervoer’ in tijden van verkeersinfarcten en pogingen om auto’s terug te dringen.

Of blijven we vanaf nu allemaal thuis?

Mvg,

Frauke J.

 

Comment

Comment

Fraukebrief 39: Wat we zelf doen we beter!(4)

Beste lezer,

 Volgens mij zijn er twee categorieën mensen: zij die zich snel aanpassen aan nieuwigheden in de samenleving, en zij die daar niet geschikt voor zijn. Ik reken mezelf tot deze laatste.

Zo heb je mensen die vlotjes overschakelen van dienstverlening door mensen naar de digitale doe het zelf wereld. Wel, ik niet: bij mij hapert er altijd iets, of ik ben mijn code kwijt, of ik krijg geen ticket uit de stations automaat…of mijn computer laat het afweten…frustratie frustratie!

Neem nu boodschappen doen in een grootwarenhuis. Neen ik heb het hier nog niet over zelf je producten scannen(aaarch). Ik heb het over boodschappen doen met een lijstje vervolgens naar de kassa gaan waar alle gekochte spullen met een rotvaart afgerekend worden. Intussen breek ik mij het hoofd over hoe ik alles in de winkeltassen krijg. De druk achter mij is voelbaar en hoe groter die druk, hoe chaotischer ik mijn boodschappen stapel. (Oh, wat prijs ik me gelukkig in winkels waar ze dit vakkundig in mijn plaats doen! Zeg nu zelf: het is een kunst.) Vervolgens krijg ik het te betalen bedrag te horen en van de zenuwen vergeet ik soms de code van mijn kaart. Twijfel over de volgorde van de cijfers slaat toe en hoe bozer de blikken in mijn rug, hoe meer twijfel. Wanneer het dan eindelijk lukt prijs ik me gelukkig dat ik dit weer doorstaan heb. En dan heb ik het nog niet gehad over proefprojecten met winkels zonder kassier, dat zit er ook aan te komen.

Boodschappen-160.JPG

 

Leve de buurtwinkel en betalen met ‘echt geld’ en niet te vergeten een praatje maken met ‘echte mensen’.

Of behoor ik tot de mensen met een maatschappelijke beperking of ben ik gewoon ouderwets? Jij lezer?

Mvg,

Frauke Jemand

 

Comment

Comment

Frauke J. Brief 38: Wie A zegt moet B zeggen: voor een klantvriendelijk busvervoer.

Beste lezer,

 Stap jij regelmatig op een bus? En heb je het er naar je zin?

Of maak je het mee dat de bus gewoon niet komt opdagen?

Mij is het al overkomen. Het kan de beste gebeuren, dus ook de bussen.

En toch: het is allemaal niet zo erg indien je tijd te over hebt en er niemand op je wacht.

Het is wel erg indien het de eerste keer is dat je een bus neemt, zoals dat meisje dat bij mij aan de halte stond. Ze wist dat haar moeder tien haltes verder op haar wachtte en kon haar niet bereiken. Een paniekerig meisje en een ongeruste moeder op één dag.

Bus-3.JPG

 

Stap jij regelmatig op een bus? En heb je het er naar je zin?

Of maak je het mee dat de bushalte plots verplaatst is?

Mij is het al overkomen. Verplaatsing kan nodig zijn, ook voor bussen.

En toch: het is allemaal niet zo erg tenzij je zoals dat oude meneertje, laatst, zeer moeilijk ter been bent, de nieuwe halte te ver is en je dus noodgedwongen terug naar huis moet.

Dan maar een taxi bellen (indien je geld hebt, tenminste).

Of gefrustreerd thuisblijven.

 Wanneer je pleit voor minder auto’s is hard werken aan betrouwbaar openbaar vervoer een dwingende noodzaak: zo denk ik er over. En jij lezer?

 Mvg.

 Frauke J.

 

Comment

Comment

Fraukebrief 37: Wie A zegt moet B. zeggen (1): ‘De deelstep verdeelt (en heerst)’

Beste lezer,

Bovenstaande titel lokte mij een tijd geleden naar een artikel in een belangrijke krant.

Immers, ik ben blij dat het niet alleen ik ben die u opmerkzaam maakte op dit vehikel. Het rijdt niet alleen heel hard, zo’n step, het laat gebruikers ook met enige regelmaat verongelukken. Intussen is dit, voor sommigen dan toch, bijzonder handig vervoermiddel in grootsteden overal te vinden. Bij valavond struikel je er nog net niet over en liefst kom je er als voetganger of fietser ook niet mee in aanraking. Daar had diezelfde krant het heel recent ook nog over.

Ik kan me niet herinneren dat je vroeger met een ‘trottinette’ tussen de auto’s mocht laveren. Als kind reed je daarmee in de tuin of op de stoep rond in voorbereiding op het echte werk: de fiets. Van ‘speed’ was er al helemaal geen sprake. Nu mag je met deze dingetjes tussen voetgangers en in het verkeer. Het flintertje goede nieuws is dat de gebruikers zelf gevaarlijke plaatsen zijn beginnen aanduiden (tenminste: in één stad); dan toch een poging om op zoek te gaan naar meer veiligheid!

Wat er bij mij echter niet in gaat is waarom wij iedere keer opnieuw over dezelfde stenen struikelen vooraleer iets te ondernemen. Nog maar net zijn we erachter gekomen dat het dragen van een fietshelm werkelijk belangrijk is om de hersenen te beschermen bij een val, of we sturen mensen blootshoofds en zonder rijles met allerlei gemotoriseerd en rollend materiaal de weg op. En vaak is dit letterlijk: de weg op. Er is nog een lange weg af te leggen vooraleer er voldoende veilige, afgescheiden fietspaden zijn. En neen, op de rijweg een fietsje tekenen om een fietsstrook te suggereren: dat helpt echt niet.

Je hoeft niet bijzonder geleerd te zijn om te begrijpen dat dit de omgekeerde volgorde is. Het lijkt me eigenlijk logisch dat er eerst onderzocht wordt wie je waar  veilig de openbare weg op kan sturen, en vooral ook: waarmee. Dat er nagegaan wordt hoe je je best beschermt tegen ongevallen, en waar je het rijtuig kan parkeren. Vervolgens gieten we dat in een goede regelgeving en weg zijn wij.

Is dat nu werkelijk zo moeilijk?

 

Mvg.,

Frauke J.

 

 

Steps-1.JPG

Comment

Comment

Fraukebrief 36: De postbode: op zoek naar eenzame ouderen

Beste lezer, 

 Misschien was je op vakantie en heb je niet gelezen dat postbodes in een bepaalde stad onderzochten hoe eenzaam de oudere medemens is. Hebt je het gemist? Zal ik je bijpraten? Het was de bedoeling dat de postbode mensen boven de vijfenzeventig een bezoekje bracht, dat hij vragen stelde - of zij zich eenzaam voelen, genoeg steun krijgen van familie of anderen – en keek of het huis wel proper was.

Wat gooit de post nu weer binnen, dacht ik: eerst melden dat brieven straks nog maar twee keer per week worden rondgedragen. Vervolgens dat postbodes bij ouderen moesten controleren of ze in het buitenland verbleven, met mogelijke gevolgen voor hun pensioen. In het nieuwste bericht zijn de postbodes getransformeerd tot sociale dienstverleners op huisbezoek bij ouderen. Is dat een charmeoffensief om wat krom is recht te trekken?

20170921-DSC_0362.JPG

Ik heb een ander voorstel: laat in elke buurt enkele mensen regelmatig aan hun deur staan of te voet boodschappen doen. Een praatje maken met voorbijgangers, jong en oud, leert je veel over mensen en hoe ze zich voelen. Vroeg in de morgen zie je wie zich naar school of werk haast. Deze passanten laat je beter met rust: ze zijn met hun hoofd al half bij wat hen te doen staat. Later in de voormiddag passeren de habitués. Elke dag zie je het gekrompen vrouwtje dat zich voortduwt met een rollator, een uur later keert ze terug met haar mandje boodschappen. Mijn deur is de plaats om even een praatje te slaan en wat te bekomen. Er is de jonge man die om de zoveel tijd een rondje door de straten van de buurt loopt, altijd dezelfde route. Er is de man met zijn scooter volgeladen met plastic flessen: wat doet hij ermee en brengt dit hem een cent op? Er is de vrouw die mij vertelt over haar slapeloze nachten, de man die het over zijn zieke vrouw heeft, een ander loopt doelloos door de straten.

Je ziet het aan mensen wanneer ze niet goed in hun vel zitten, pijn hebben of zich alleen voelen. Het is geen exclusief recht van ouderen ook werklozen, chronisch zieken en allen die lijden: ze zijn het verborgen gezicht van de stad.

Wat mij betreft mogen de postbodes helpen om eenzaamheid zichtbaar te maken, zolang ze ook elke dag brieven blijven brengen. Wat mij betreft mag het jachtige leven best wat vertragen zodat iedereen, naast zijn eigen bezige dingetjes, nog wat tijd over heeft om de zichtbare onzichtbaren te zien, om de vinger aan de pols te houden in wijk, stad en dorp.

 Mvg

 Frauke J.

 

Comment

Comment

Fraukebrief 35 : Einde komkommertijd( 6)

Beste Lezer,
 
En plots is mijn straat weer volgelopen: er staan auto’s voor de deur, gebruinde kinderen hotsen af en aan. Kortom: er valt weer wat te beleven.
Van de ene dag op de andere ziet het straatbeeld er helemaal anders uit; anders en toch ook weer niet. Elk jaar weer zie je kinderen met boekentassen zeulen, elk jaar fietsen de kleinsten wat bibberig de straat uit en elk jaar houden de allerkleinsten stevig de hand van papa of mama vast. Elk jaar reppen de volwassenen zich weer naar een trein op weg naar het werk.

En ik sta er al enkele jaren bij en kijk ernaar.
Op mijn manier tracht ik een steentje bij te dragen door vrolijk ‘goede morgen!’ te roepen, of ‘het zal wel meevallen op school’ of nog iets meer opbeurend tegen de allerkleinsten. 
Af en toe knikt iemand terug, maar velen zijn al met hun gedachten bij wat straks komt, of dromen nog van die lange zomer die nu voorbij is. Ze ruilen  vrijheid in voor structuur, ze lopen weer in het vaste spoor, zitten in het gareel. 
Zelf voel ik me soms een decorstuk in het seizoensgebonden theater van mijn straat.
Zouden ze het merken, de bewoners, mocht ik er plots niet meer staan? Zouden ze zich afvragen waar ik gebleven ben? Zullen ze het merken wanneer ik uit het straatbeeld verdwijn? Of ben ik voor hen zoiets als een grote plant naast een deur, een lantaarnpaal, een stuk straatversiering? Of zien ze mij als een vaste waarde: iemand die er lente, zomer, herfst en winter is en blijft? Een vaste waarde in hun leven?
Terwijl ze voorbij rennen vraag ik het mij af.
 
Mvg.
 
Frauke J.
 

Comment

Comment

Frauke J 34: Komkommertijd (5)

Moeilijke woorden: Toerist


Beste Lezer,


Wie op vakantie geweest is heeft het graag over die plaatsen waar, bij voorkeur, (bijna) geen toeristen komen. Meestal wil dat zeggen dat zij op zo’n bijzondere plek waren waar enkel de plaatselijke bevolking leeft. Ik vraag me wel eens af waarom de toerist zulk een slechte reputatie heeft dat niemand zich zo wil noemen.

hb-4.JPG

Ik heb er in mijn eigen stad de laatste weken op gelet, en vooral naar die mensen gekeken die ik er anders niet zie, want ik wil wel eens weten wie de toerist dan wel mag zijn.
Al voor dag en dauw verschijnen ze met een plan in de hand of ééntje op hun phone. Deze mensen hebben ook vaak een fototoestel op hun buik hangen. Ze zijn gekleed in niet alledaagse stadskleding: bermuda’s, shorts, korte sokjes in stevig schoeisel, petten, shirts met de merkwaardigste opschriften, topjes met buiken bloot, gekleurde zonnebrillen. Soms lopen ze, in groep, achter een vlag of opgestoken paraplu aan. Ze hebben interesse voor alles waar jij zelf als bewoner achteloos aan voorbijloopt. Er worden van deze, blijkbaar, bijzondere plaatsen foto’s genomen: selfies aan het water, voor een oud gebouw, naast een standbeeld, bij een bijzondere bloem. Ze spreken Spaans, Engels, Duits, Japans, Chinees en nog andere talen die ik niet herken… Kortom, ze zijn op bezoek in mijn stad. Ik beeld me in dat ik wellicht hetzelfde zou doen mocht ik in hun stad rondlopen nl. op bezoek zijn, foto’s maken..
We zijn dus uitwisselbaar nieuwsgierig naar elkaars geschiedenis, omgeving, naar elkaars natuur. We zijn toeristen, vermoed ik. Ik kan er één zijn, jij ook, al willen we dat niet geweten hebben. We zijn allemaal toeristen: geprivilegieerde bezoekers van elkaars steden, tenminste zo lang we voldoende geld hebben om de lokale economie te steunen. Zij de onze, wij de hunne.

Mvg,

Frauke J.





Comment

Comment

Fraukebrief 33: Komkommertijd (4)

Weg of niet weg?

Beste Lezer,

Ben je nog altijd weg? En heb je dan mijn brieven binnen handbereik of neem je doelbewust geen phones, computers en/of andere digispullen met je mee?
Je zou ook eens moeten weggaan, zeggen mijn buren, het verzet je gedachten.
Oh, zeg ik dan, ik ga ook weg, hoor: ik zie de documentaires van verre landen op tv, ik hoor de verhalen en zie foto’s van alle terugkomers én ik heb herinneringen aan ‘ooit weg geweest’.
Ze kijken me wat meewarig aan. Het komt nogal saai over, vermoed ik.
Om eerlijk te zijn: ik ga niet graag weg.
Het begint al bij het verlaten van het huis. Net voor ik wil vertrekken - al is het maar voor een dag of drie - dient er van alles te gebeuren. Plots zie ik wat er nodig moet gepoetst en wat ik al die tijd verwaarloosde. De planten hebben dringend water nodig, het onkruid in de tuin is plots groter dan ik had gedacht. En is de ijskast wel leeg?
Ik laat ook niet graag achter. Zullen de vissen zich wel thuis voelen bij de buren?
En de cactussen die er net weer doorgekomen zijn: zullen ze mijn goede zorg kunnen missen, het volhouden zo alleen?
Ook allerlei spulletjes in huis laat ik niet graag verweesd achter: de foto’s van mijn geliefden op de kast, de kleurige bollen wol, mijn hoofdkussen dat zo lekker slaapt, de openbloeiende rozen, de kruiden die net nu hun geur loslaten. Het is alsof alles me lieflijk toelacht bij het afscheid en ik me afvraag hoe anders het er straks zal uitzien.
U vindt me vast sentimenteel, lezer, en misschien ben ik dat wel.
Maar voelt u zich overal thuis? Is elk huis, elke tent, hotel, stad of land een veilige plek voor u?
Misschien ben ik wel zoals een slak die het liefst haar huisje op de rug meedraagt, een veilige haven waarin je je kunt oprollen wanneer het je allemaal te veel wordt.
Maar zelfs met hun huisje op de rug zoeken ook slakken een veilige plek, kleine vochtige paradijzen waar ze hun slijmerige zelf mogen wezen.
Blijf jij nog maar even waar je bent, lezer, ik blijf hier, en met de maan boven de bomen en de ganzen die over het huis heen vliegen verzet ik ook mijn gedachten, in de tuin.

Mvg,
Frauke J.



Comment

Comment

Fraukebrief 32: Komkommertijd (3)

Beste Lezer,

 Waar u ook bent, op welk strand u nu ligt, met welke gids u in deze of gene stad rondloopt, welke berg u beklimt: hebt u het ook af en toe zo warm?

In mijn huisje is het bij tijden om te bakken. Ik kies dan maar voor verkoeling aan de voordeur. Zoals gezegd: het is hier stil. Geen verliefde koppeltjes in het park schuin over mijn huisje, geen picknicks op de bank, geen overstromende vuilnisbakken. Enkel hier en daar een gekleurde medemens die op het eerste zicht een lange reis achter de rug heeft en niets liever wil dan hier thuiskomen en zo snel mogelijk een nieuw leven opbouwen. Reizen? Aan zijn vermoeide blik te zien moet je hem er lange tijd niet meer van spreken.

‘Vakantie’: het is een woord dat hem nog vreemder in de oren klinkt dan al die andere Nederlandse woorden. Eerder denkt hij aan ‘werk’, ‘huis’, ‘brood op de plank’.

Hij knikt vriendelijk en ik doe dat ook, want nog hebben we te weinig woorden om met elkaar te praten. Later, misschien.

Ik wacht op de postbode; het zou fijn zijn mocht hij nu, in volle komkommertijd, een mooie vakantiekaart brengen: er mogen bergen op staan, of de zee, of één of ander belangrijk gebouw. Achteraan zou er dan staan: ‘veel groeten uit..’ of ‘het weer is hier minder goed dan verwacht..’ of iets prettigers. Maar de postbode mag ook een brief brengen: een brief van u, bv. U zou dan kunnen schrijven: ‘Beste Frauke, nu ik eindelijk tijd heb om op dit zonovergoten strand uw brieven te lezen, wil ik er u één terugsturen.’ U zou dan uw eigenste mening geven over wat ik u allemaal schrijf of al geschreven heb. En misschien zou u mij schrijven over uw belevenissen in dat andere land.

En met uw brief zou ik zo blij zijn als een kind.

Mvg,

Frauke J.

Frauke-67.jpg

Comment

Comment

Fraukebrief 31: Komkommertijd (2)

Beste Lezer,

‘Vakaaaantie!’ Het is een kreet die ik de laatste weken in de straat al enkele keren hoorde. Eerst waren het de kinderen die met een stralende blik naar huis renden. Maar er waren ook anderen die met lood in de schoenen en gezakte cijfers naar huis drentelden. Voor hen zal de vakantie beslist wat korter zijn.

Dan zag je de juffen en meesters voorbijtrekken, met een brede glimlach. Hier en daar sloot een bakker of beenhouwer voor enkele weken de deuren. De tv-programma’s draaien op herhaling. En nu vallen ook de bouwwerven stil.

IMG_3985.jpg

Ik kan ze begrijpen, al die mensen en kinderen die in de dagelijkse tredmolen ronddraaien, ik kan begrijpen dat ze snakken naar iets anders, naar weg. Zelf sta ik erbij en kijk ernaar. Het drukke werkzame leven heb ik achter de rug, er moet niks meer en niemand vraagt mij nog iets. ‘Luilekker leven’, zeggen sommigen en anderen twijfelen dan weer: ‘Ach, je verveelt je zeker’ of ‘Ben je niet te eenzaam?’. Het is noch het één noch het ander, het is gewoon, de routine van de dag waarin ik zo mijn dingetjes te doen heb.

Wees gerust: terwijl u geniet van een korte tijd ‘zalig niets doen’ pruts ik gewoon wat verder in het ritme van de dag.

Aangezien het hier nu zo stil is zal het elders wel erg druk zijn, mijmer ik.

Straks zie ik ze allemaal bruingebrand (of roodverbrand) terug en is er weer dezelfde drukte, dezelfde haast en spoed.

 

Mvg.,

 Frauke J.

 

Comment

Comment

Fraukebrief 30: Komkommertijd (1)

Beste lezer,

 Graag mag ik aan mijn deur staan, dat weet u intussen, in de hoop een praatje te slaan met één of andere voorbijganger. Zo ontmoet ik veel vriendelijke en ook minder vriendelijke mensen en ben ik op de hoogte van belangrijk en minder belangrijk nieuws.

Maar nu is het hier bijzonder stil. Er is weinig of geen doorgaand verkeer, zelfs niet tijdens de spitsuren, en de mensen die van de trein of bus komen zijn ook op één hand te tellen.

Het lijkt wel of bijna de gehele straat naar andere oorden is vertrokken.

IMG_4087.JPG

Ik heb ze zien inpakken, al die nu-afwezigen, grote valiezen vlogen de koffer in, strandmatjes, visnetjes, ballen en skateborden werden er losjes bij gepropt. Vervolgens bevolkten de kinderen de achterbank en kropen de ouders vooraan, om het stuur om beurt over te nemen. De zo volgestouwde wagens reden de straat uit, lieten het huis met alle dagelijkse beslommeringen achter zich. Wellicht zijn ze nu al lang files voorbij en grenzen over, de zon tegemoet. Waar je ook heen gaat in deze tijden kom je overal de zon tegen.

En geen zorgen: ik pas wel op de poezen, de planten en de huizen.

 Mvg

 Frauke J.

 

 

Comment