‘De postbode komt nog af en toe’
Beste Lezer,
Geen regering(en), nog lang niet, maar intussen leven we verder.
Of beter gezegd: we zetten alweer een stap in de richting van ‘organiseer zelf je leven’.
Ik hoorde onlangs in het nieuws: ‘In de toekomst bestelt de postbode nog maar twee keer per week brieven’. Heb je belangrijk nieuws via een brief te melden dan betaal je meer aan postzegels.
Er wordt gezegd: ‘de mensen versturen geen brieven meer’. Net als bij de bank maakt men eerst de service duurder (via de postzegels die elk jaar opslaan) om vervolgens te zeggen dat die service niet meer nodig is. Slim bedacht.
Ik zie het al voor me: eerst vliegen de brievensorteerders aan de deur en vervolgens de postbodes. Of zullen de postbodes zich verblijden in nieuwe opdrachten, zoals pakjes aan huis bestellen bij werkende mensen die niet thuis zijn en aanbellen bij oude mensen die een aanvullend pensioen krijgen? Neen, lezer, de postbode brengt je dit pensioen niet; hij controleert of je wel degelijk thuis bent en niet in een lucratief optrekje in het buitenland zit. Enfin, zo heb ik het horen vertellen. De postbode als controleur ipv de postbode als vaste waarde in de routine van de dag; de man die vroeger het pensioen bracht, een praatje maakte en een borrel kreeg wordt dan weer iemand anders. Gisteren nog moest hij de eenzaamheid oplossen maar dat blijkt nu alweer niet meer nodig, iedereen zit vrolijk te zwaaien van achter de sansevieria’s.
Maar laat het ons bij de postbediening houden. Aangezien ik tijd heb overweeg ik om zelf mijn brieven met belangrijk nieuws aan huis te bestellen. Stel: je dient een brief naar Oostende te versturen; een heen- en terugreis naar Oostende kost me…, ik ben buiten geweest en heb de zee gezien. Wie een aanvullend pensioen krijgt heeft pech, want hij/zij moet thuis zijn voor het geval de postbode komt zien of je er wel bent.
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
Het valt mij op dat er de laatste tijd meer en meer berichten zijn over ongevallen met fietsers en voetgangers.
Ik wil betweterig noch bemoeizuchtig doen, maar zeg dat ik het al lang geleden gezegd heb (dus toch een beetje betweterig). Wanneer je er middenin zit zie je het aankomen.
Je zou me de klokkenluider van de verkeerschaos kunnen noemen.
Het is niet zagen en klagen, het is je ogen openhouden en zien wat rondom je gebeurt.
Wanneer je al die malheuren ziet verbaas je je toch over het laatste bericht: elektrische steps mogen nu met een snelheid van 25 km p/u door stad en dorp zoeven. Deze keer heb niet alleen ik daar mijn bedenkingen bij, ook het medisch personeel van de ziekenhuizen. Begrijpelijk, want zij hebben ervaring met het oplappen van hoofdwonden en het beperken van hersenschade. Al jaren wordt in deze kringen gepleit voor het dragen van een fietshelm. Bij een snorfiets is de helm verplicht maar op een step is je hoofd blijkbaar niet in gevaar. Eerst moeten er een paar hersendoden vallen en hup, weer enkele organen die beschikbaar komen.
Ook de voetganger is niet veilig voor dit vehikel.
Je wordt geacht met zo’n step op straat te rijden, maar dit vervoermiddel is smal en vliegensvlug. Laatst zag ik behoorlijk wat steppers op een plein van een grote stad tussen het voetvolk door laveren. Je moest trouwens opletten dat je niet viel over de her en der achtergelaten steppen.
Ja, het klimaat vaart wel bij minder auto’s, maar het spreekwoord ‘haast en spoed is zelden goed’ blijft in het verkeer nog altijd van toepassing.
Enkele nieuwe verkeersregels voor al dat gemier op straat en stoep zouden welkom zijn. Indien deze er niet komen pleit ik voor beschermende kledij voor iedereen die zich in het verkeer waagt: helmen voor iedereen, arm- en kniebeschermers voor bestuurders van nieuwe vehikels en harnassen voor de voetgangers.
Gewoon een kwestie van zelfbehoud en de spoedgevallen te vrijwaren van overbelasting.
Mvg,
Frauke J.
‘Stilte voor de storm’
Beste lezer,
Het is komkommertijd in de politiek, of neen: er wordt gezegd dat men ‘druk bezig is achter de schermen’.
Ze, de politieke partijen bedoel ik, praten met elkaar, zeggen ze, maar in het nieuws hoor ik dat het eigenlijk nog maar aftasten is. Ik stel me voor dat men elkaar wat besnuffelt zonder daarbij handtastelijk te worden. Het praten is nog niet echt begonnen, maar er wordt gekeken hoever de ander uit zijn kot durft te komen. Hier en daar wordt een vislijn uitgegooid in de hoop iemand aan de haak te slaan. Over de duur van de besprekingen voorspellen ze si en la. Er wordt eigenlijk weinig gesproken over wat dat ons land kost, al dat overleggen, dat op zich zou nochtans een mooie besparing kunnen zijn. Besparen: een thema dat alweer op de agenda staat voor de beleidsmakers.
Ik ben geen kenner, maar ik vrees dat het allemaal lang zal duren. En dan te bedenken dat dit kleine landje een stipje op de kaart is, een speldenkop. Wanneer je een Amerikaan vraagt waar België ligt kijkt die je aan “Hmm Belgium??? Oh! You mean Zaventem and Brussels”.
Zelf vinden wij ons zeer belangrijk met onze min of meer 12 miljoen inwoners, zo belangrijk dat we een hoop verschillende regeringen, gewesten en gemeenschappen nodig hebben om het te redden. Ik liet me vertellen dat de stad Londen meer dan 8 miljoen inwoners telt, en een stad als Istanbul heeft meer inwoners dan ons land, het zijn er ruim 14 miljoen. Hoe doet een burgervader dat daar?
Kun je dit nog volgen, lezer?
Wij met al onze regeringen, gemeenschappen en gewesten moeten nu aan de onderhandeltafel want straks zullen al die bestuurders ook nog min of meer moeten overeenkomen. Het is een ingewikkelde zaak, als je het mij vraagt.
Ja maar, zou jij, lezer, kunnen weerleggen: “We zijn toch een democratie en met die drie landstalen...is het toch niet gemakkelijk, parbleu”
En ik weerleg: India is ook een democratie met 1,2 miljard bewoners, bijzonder veel landstalen en nog meer verschillende culturen. Daar lijkt het me pas een opgave om een regering te vormen. …Niet dat het daar van een leien dakje loopt! Ik schrijf het u alleen maar om te zeggen dat er grote en kleine problemen zijn in de in de politiek en in de wereld.
Mvg,
Frauke Jemand
‘De kiezer heeft altijd gelijk’?
Beste Lezer,
Is kiezen verliezen: dat vraag ik me al weken af. Ik hoop, lezer, dat jij voor jezelf het antwoord op die vraag hebt gevonden.
‘De kiezer heeft gesproken’, wordt gezegd, en ‘de kiezer heeft altijd gelijk’.
Maar hoe komt het dat de kiezer in de andere helft van het land niet alleen een andere taal spreekt, maar ook een ander gelijk heeft? En dat nog wel in een land met eenzelfde federale regering. Allerlei nieuwsuitzendingen en blaadjes hebben daar een uitleg voor, maar ik heb zo mijn eigen gedacht.
Hoe komt de kiezer aan zijn mening? De kranten doen net alsof elke burger, vooraleer te gaan kiezen, grondig heeft zitten nadenken over hoe het land werd bestuurd, en heeft berekend wat vroeger beter was dan nu… Kan zijn. Maar hoe krijg je een eigen mening en is dat wel je ‘eigenste’ mening? Werkt het niet een beetje zoals in de reclame: het waspoeder met de aantrekkelijkste verpakking en het strafste praatje kopen we omdat we denken dat dat het beste is? Of als we honderd keer horen dat onze aders dichtslibben van boter, dan denken we dat we doodgaan van boter. Meer nog: we worden bang van boter. Wiens mening is het dan eigenlijk? Die van ons of deze van de reclame? Stel nu dat elk landsgedeelte een ander verkoopspraatje heeft gehouden: zou het dan kunnen dat er andere ‘eigen’ of ingefluisterde meningen ontstaan? Misschien bestaat er wel zoiets als een verkiezingsfluisteraar. Het zal wel net iets ingewikkelder zijn dan dat, maar toch... Ik heb zo mijn gedacht over ‘het gelijk van de kiezer’ en wie hem of haar wat influistert.
Neen, lezer: ik ga je mijn eigenste gedacht daarover niet in een zilveren papier aanbieden; bedenk of vorm jij maar je eigen mening daarover.
Wie gelijk heeft laten we voorlopig in het midden, de toekomst zal het uitwijzen. Wat ik intussen wel weet is dat elk waspoeder zijn eigen mankementen heeft maar het ene is al schadelijker dan het andere. Uitkijken dus!
Mvg,
Frauke J.
Voor een warme samenleving
wens ik dat:
wat we zelf doen niet altijd beter is: het kastje in de muur mag dan efficiënt zijn en goedkoop, het is ook koud en zorgt voor leegte.
Banken, openbaar vervoer, ziekenhuizen, warenhuizen: ze vervangen hun menselijke dienstverlening meer en meer door onlin systemen. Ook daar is nadenken nodig vooraleer te doen Treinen zonder bestuurder, loketten zonder mensen missen, tja: menselijkheid. Voor mij liever geen samenleving waar je enkel nog onthaalkasten en mensen met koptelefoons tegenkomt.
Voor een warme samenleving
wens ik dat:
ook de ongenode gast gedurende zijn verblijf bed, bad en brood krijgt. En niet te vergeten de noodzakelijke sanitaire stop.
Mensen als mensen behandelen is mijn leuze. Soms lijkt het alsof iedereen die op zoek is naar een beter leven, om welke reden dan ook, schorremorrie is.
Voor een goed onderwijs
wens ik dat:
Kinderen en jongeren aan het einde van hun schoolrit niet krom staan van het dragen van te zware boekentassen. Dat ze met plezier aan hun schooltijd terug kunnen denken niet voortijdig afhaken en zin hebben in meer.
ik zie ze hier aan mijn deur voorbij komen, de kinderen, ze zijn zwaar geladen en kijken soms zo ernstig. Sommigen lijken wel sombere volwassenen. Ze zien te bleek van al dat binnen zitten, gelukkig konden ze de laatste tijd de donderdag op straat wandelen voor het klimaat.
Voor een goed onderwijs
wens ik dat:
Kinderen en jongeren opleiden tot creatieve, goede en rechtvaardige volwassenen die kunnen lezen en schrijven, rekenen en hun talenten ontdekken het doel is.
Van het gekibbel over eindtermen versta ik niet veel, maar soms vraag ik mij af of we niet te veel verwachten van het onderwijs. Kinderen leren op zoveel verschillende plaatsen, en ook van het leven zelf valt veel te leren. Ze leren van goede voorbeelden, sterke persoonlijkheden en van hoe volwassenen zich gedragen. Het onderwijs hoeft het niet allemaal alleen te doen.
Voor een goed samenleven
wens ik dat:
politici en burgers samenleven in een wereld met ‘meer magjes dan moetjes’.
Kinderen leren op school via moetjes en magjes dat er verplichtingen en uitdagingen zijn. Zo leren ze volwassen worden.
Verstik op hun beurt de volwassenen niet met het uitvinden van een nieuwe wet voor elke hindernis die op de weg ligt. Ook volwassenen kunnen nog groeien door aanmoediging om het goede te doen en het kwade te laten. Anders gezegd: geef basisregels en uitdaging om de eigen verantwoordelijkheid op te nemen.
wens ik dat:
‘Elke Niemand gezien wordt als een Iemand’
Niemand is vaak het synoniem van ‘iedereen', van de ‘mensen’. Dat houdt in dat men in onze naam durft te praten, immers: ‘de mensen zeggen…’. Intussen blijft onze eigen stem in de straten, in huizen en treinen hangen. In naam van ‘iedereen’ worden verschillende waarheden verkondigd.
Alle niemanden denken ook na, praten met andere niemanden en zijn wel degelijk ‘Iemand’ waar echt naar geluisterd kan worden.
Voor een goed samenleven
wens ik dat:
politici en burgers eerst nadenken en dan pas doen.
Slogans over ‘actie’ en ‘doen’ zonder nadenken vooraf: die lossen problemen niet echt op maar verleggen ze enkel.
Het is zelfs letterlijk verleggen: ik denk hierbij aan de bushalte bij het station Brussel Noord. Buschauffeurs en reizigers zijn uit een penibele situatie gered, de arme sloebers blijven zitten in eigen vuil. Ligt de nieuwe oplossing opnieuw in het park?
wens ik dat:
politici en burgers correct spreken met elkaar.
Vroeger zei men: ‘Draai zeven keer of zelfs meer je tong in je mond rond vooraleer je praat.’ Politici zouden dit beter ook doen.
Want zo werkt het nu: je stuurt een straffe uitspraak de wereld in, je wekt de aandacht van de media. Vervolgens mag je, opnieuw in de media, uitleggen dat je het zo niet bedoelde. Het is opnieuw aandacht maar een misleidende truuk om aandacht en niet correct t.a.v. de zo geliefde ‘gewone mens’.
De wenskaart
Beste Lezer,
Wanneer ik de aanplakbrieven op borden in tuinen, velden en aan de ramen zie krijg ik ‘een onweerstaanbare drang’ om ook mijn persoonlijke kleine affiche te maken. Ze is niet groter dan een postkaart. Neen: liever geen foto van mezelf op de briefkaart, ik hou me liever ver van camera’s. Ook geen scheldpartij noch leugens over andere partijen omdat ik u, lezer, dan zou bedriegen. Gezien de beperkte plaats kan elke postkaart maar enkele bescheiden wensen bevatten. Ik spreek van wensen, en niet van beloftes, om de goede reden dat ik partij noch partijlid ben maar een gewone burger. Waarom zou er naast de verkiezingspanelen ook geen paneel met wensen van gewone burgers mogen staan? Je zou dan kunnen nagaan of wensen en beloftes overeenkomen. Alles kan gezegd, kan getekend worden op het kieswensbord van de burger.
In plaats van één groot aanplakbiljet hang ik dan om de zoveel dagen een postkaart naast mijn vorige postkaart. Op die manier kom ik toch aan één groot aanplakbord bestaande uit vele wenskaarten. Elke postkaart bevat slechts enkele bescheiden wensen over een thema dat van groot belang is, en dit niet enkel in verkiezingstijd.
Het motto van mijn wensencampagne is: ‘Een Niemand is ook Iemand’
Mvg,
Fr. Jemand
Beloftes
Beste Lezer,
Waar was ik gebleven? Ach ja: bij de aanplakborden, de lachende gezichten en de mooie beloftes. Wanneer je de borden bekijkt lijkt het wel je eigen roze vakantiegeld- droom. In de periode vooraleer het vakantiegeld toekomt droom ik wekenlang wat ik er allemaal mee kan doen. En hoewel veelbelovend, toch kom ik met vakantiegeld vaak bedrogen uit, of liever: het is veel rapper op dan in mijn grootse dromen. Soms is het maar net voldoende om eerder veroorzaakte gaten in mijn financies opnieuw te vullen.
Ik vermoed dat dit voor politici en hun partijen in de periode voor de verkiezingen niet anders is. Laatst zag ik in de krant dat een bureau de rekening maakte van wat beloftes de partij zouden kosten. Heel netjes rekenden ze voor hoeveel elke beloftevolle slogan zal kosten wanneer één of andere partij aan het bewind komt. Er werd daarbij geen rekening gehouden met de nog te delgen financiële putten. Geloof me vrij: er zijn er die meer dan het vakantiegeld opdoen.
En toch vind ik dat het ons er niet van moet weerhouden om te dromen, het is uit dromen dat er soms iets nieuws of iets anders wordt geboren. Misschien helpen dromen zelfs om ongekende wegen te bewandelen en gemaakte schulden in te lossen.
Maar dromen is nog iets anders dan beloven. ‘Belofte maakt schuld’ zegt het spreekwoord ‘..en wie ze niet vervult…’. Wanneer een belofte niet nagekomen wordt voel je je bedrogen. Ik toch.
Wanneer ik er dieper over nadenk, beste lezer, dan kies ik: voor grootse dromen en realistische beloftes.
Mvg,
Fr. Jemand
‘De aanplakborden’
Beste Lezer,
Iedere mens heeft wel een favoriete bezigheid. In verkiezingstijd is dat voor mij: aanplakborden bekijken. Aanplakborden horen bij verkiezingen als boter bij de vis, als hamer bij aambeeld…
Ik hou van die grote grove lege borden die plompverloren in straten en wijken staan. Eerst zijn ze bruin en leeg met hier en daar nog een rest affiches van vorige verkiezingen. Even later zijn ze beplakt met netjes gegroepeerde kleurenvlakken, kleur bij kleur elk in zijn vak. Het zijn kleuren die passen bij een bepaalde partij: blauw naast blauw, rood naast rood, groen bij groen, oranje boven oranje enz…. Nu ziet dat er allemaal netjes uit, maar het is ooit anders geweest. Ik herinner me nog hoe plakploegen ’s nachts op pad gingen en op de uitkijk stonden om de affiches van de ene partij meteen te overplakken met eigen affiches. Na enkele weken stond zo een bord bol van de laagjes opeengeplakte glimlachende gezichten. Maar nu zijn de regels de regels.
Ik hou ook van de veelbelovende gezichten op de affiches, ze kijken me vriendelijk aan. Voor even mag je in de weken voor de verkiezingen in het sprookje geloven. Belastingvermindering hier, werkduurverkorting daar, gratis zorg voor (bijna) iedereen, pensioenen omhoog, onderwijs vol van gelijke kansen,…
Het is leuk om even mee te dromen. En toch verschijnen na een tijd hier en daar schoonheidsvlekken op de borden. Je hebt het wellicht ook al gezien: bijgetekende snorren en brillen, scheldwoorden al dan niet in graffiti. Er zijn zelfs mensen die het nodig vinden om onverbloemd hun mening bij een politicus te schrijven.
Netjes is het niet maar het geeft wel wat extra jus aan een kiescampagne.
Wat jij, lezer?
Ga jij straks ook op verkiezingsbordenwandeling door jouw stad of dorp?
Mvg,
Fr. Jemand
‘Wij luisteren naar u’
Beste Lezer,
In verkiezingstijd hebben alle partijen het over de ‘gewone mensen’. Ze willen dicht bij de ‘gewone mensen’ staan en, meer nog: ze willen luisteren naar de ‘gewone mensen’. Maar wie zijn dat: gewone mensen? Voel jij je aangesproken, lezer? En weten die partijen wel hoe moeilijk dat is: luisteren?
Eerlijk gezegd, ik maak me zorgen.
Luisteren: ik stel voor het zelf eens te proberen. Stel dat iemand je vraagt hoe het met je is: vertel dan over recente gebeurtenissen in je leven en hoe je je daarbij voelt. Wedden dat de vraagsteller in de helft van je verhaal al twee straten verder is of, beter nog: je krijgt meteen een verslag van zijn eigen leven. Ha!
Luisteren is echt iets moeilijks.
Onlangs had mijn trein een hopeloze vertraging. Ik dacht enkele andere passagiers aan te spreken over de oorzaak en zocht gezelschap in de wachtzaal van het station. Ik zag een jonge vrouw breed glimlachen, het leek me een uitnodiging en even breed glimlachend stapte ik op haar af. Maar toen ik dichterbij kwam zag ik dat ze druk praatte tegen haar phone in een andere taal. Ze praatte wellicht met iemand aan de andere kant van de wereld en glimlachte naar dat andere deel van de aardbol.
In diezelfde wachtzaal zaten nog wat mensen met een koptelefoon op, of tegen een phone te praten. Enkele ouderlingen waren in gedachten verzonken. Ik vroeg iemand hoe het kwam dat de trein vertraging had. De man schrok op uit zijn gepeins en begon te schelden: dat treinen altijd vertraging hebben! En dat het een schande was! En dat hij zijn aansluiting alweer zou missen!. Kortom: ik kreeg veel antwoorden maar niet op mijn vraag, en gesteld dat ik zelf zou willen luisteren: tja, veel gesprek zat er niet in.
Het lijkt me voor een politieke partij extra moeilijk om te luisteren. Vooral wanneer ze er nog ‘naar gewone mensen’ aan toevoegt. Hoe doe je dat als partij?
Ga je de straat op? De wijken door? Maak je dagelijks trein- en busritten? Zit je een dag in een station, ook in de donkere, slechtruikende hoeken? Ga je van bed naar bed in de ziekenhuizen? Op café? Schuim je de markten af? Zit je mee aan tafel in bedrijfskantines of heb je ijverig alle klachten, slogans, eisen genoteerd van in het verleden gelopen betogingen of stakingen?
Organiseer je hoorzittingen in wijken en dorpen zoals die Franse president? Geef je jong en oud, inclusief gele hesjes, een audiëntie? Ze mogen het mij komen vertellen, de partijen; ik wil graag naar ze luisteren, tenminste: indien ze niet de hele tijd door elkaar praten en mekaar het woord afnemen.
Mvg,
Frauke J
Beste Lezer,
‘De… is begonnen’ hoorde ik enkele maanden geleden een nieuwslezer zeggen. Ik had maar met een half oor geluisterd, was nog in de keuken bezig, en dacht dat er een oorlog was uitgebroken. Op de achtergrond klonken woorden die op oorlogstaal leken: het ging over ‘barricades opwerpen’ , ‘de juiste wapens gebruiken’, ‘onze tegenstander’ enz…Het duurde dus even vooraleer ik doorhad dat de journalist het over de opstart van de kiescampagne had.
Sinds die dag ben ik alert voor verkiezingstaal. Hoe ik dat merk, en of ik misschien bij één of andere partij ben aangesloten, vraagt u zich wellicht af. Maar nee, niets van dit alles. Wanneer je goede voelhorens hebt, dan zie je en hoor je dat er iets op til is.
Om te beginnen wordt de toon van onze politici bitsiger. Ze spreken over ‘sommige politici die er een puinhoop van hebben gemaakt’ of over ‘slecht beleid door bepaalde partijen’. Maar bij ‘sommige’ en ‘bepaalde’ hebben ze wel degelijk iemand of een partij in gedachten.
De politici spreken ook meer gehaast. Tijdens rondetafelgesprekken zitten ze meteen in de verdediging, ook al valt er op dat ogenblik niets te verdedigen.
Naast dat steekspel is er nog iets bijzonders: de thema’s waarover ze spreken. Neem nu ‘het klimaat’: dat staat hoog op de lijst van te bespreken thema’s. De kunst is om zeer geloofwaardig over te komen en dat doe je bij voorkeur door het klimaatvoorstel van een ander af te keuren.
Zo zijn er nog enkele belangrijke thema’s, zoals de vluchtelingenproblematiek en criminaliteit (drugs en veiligheid in het bijzonder). Zelden wordt gesproken over de inhoud van het thema bv. wat hebben wij te doen als burgers? Hoe kunnen we hiermee omgaan? Neen: ze spreken in termen van goed en kwaad, zwart of wit. Wat heeft de voorganger fout gedaan en wat doe ik beter? Ja, ook daar is het motto ‘wat we zelf doen doen we beter’.
Maar wat als wij straks voor ‘de goei’ kiezen en zij de volgende dag een verbond sluiten met ‘de slechten’? Ik vraag mij altijd af hoe ondanks al het gekibbel en zelfs geruzie die partijen de brokken lijmen en, meer nog: meteen ook opnieuw vriendjes kunnen worden. Wanneer ik zie hoe moeilijk het al is om samen met buren een feest te organiseren, dan ben ik er verbaasd over hoe al die kibbelende partijen meteen kunnen samenwerken, zelfs samen een gewest, een land besturen.
Ik heb altijd gedacht dat je goed moet overeenkomen om te kunnen samenwerken.
Wat dacht jij, lezer?
Mvg,
Frauke J.
Beste lezer (of schrijf ik vandaag beter: lezeres),
Het is vandaag internationale vrouwendag. In sommige landen krijgen de vrouwen dan bloemen al hebben ze misschien liever een hoger loon.
In ons land worden allerlei initiatieven opgezet. Er wordt o.a. moeite gedaan om sommige straten namen van interessante vrouwen te geven.
Ik weet niet hoe u erover denkt, lezer(es), maar zelf heb ik daar niks op tegen.
Meer dan de actie zelf moet ik nadenken over de uitdrukking ‘interessante vrouwen’.
Wie zijn die interessante vrouwen?
Hoe weet je dat iemand interessant is?
En wanneer ben je interessant?
Om meer duidelijkheid te krijgen heb ik de encyclopedie even opengedaan en daar vind ik andere woorden voor interessant: aangrijpend, aantrekkelijk, de aandacht trekken, wat je aandacht in beslag neemt. Het duidelijkst vond ik deze verklaring: ‘wat je interesse wekt en je wil daar meer over weten’.
Zo ben ik gisteren bv. behoorlijk wat interessante vrouwen tegengekomen: zoals die twee dames aan een tafeltje in een bomvol koffiehuis. Ik zocht een plaatsje en één van hen zei: ‘Zet u maar hier mevrouw, er is geen plaats, we delen wel’. Of die vrouw op de bus met drie kinderen aan haar rokken en ééntje in de koets. Hoe ze haar oudste een ticket liet kopen. Of de verpleegster die enthousiast naar aders in mijn armen zocht en na drie keer fout prikken de moed had een collega te roepen. Of die vrouw met een rode hoed op lang sluik grijs haar, ze draagt in pakjes en zakjes haar hebben en houden met zich mee. En niet te vergeten de toiletdame in het grootwarenhuis: ze blijft glimlachen. Al deze vrouwen intrigeren mij, ik zou ze willen kennen, een babbel met hen slaan, en ik zou er nog veel meer willen kennen. Van mij verdienen ze allemaal een straatnaam: de Maria, de Mieke, de Antoinette, de Julia en Leastraat, de Marina, de Claudia en de Ritastraat….een bond boeket van vrouwennamen mag van mij de straten en zelfs de stad sieren.
Of misschien is het beter om al deze interessante vrouwen een naam te geven in de Vrouwke Niemandstraat. Meer nog: ik zou voor hen een standbeeld willen oprichten, zoiets als het standbeeld bij het graf van de onbekende soldaat. Het is nog maar de vraag of ze een straatnaam en/of een standbeeld willen.
Misschien willen ze blijven intrigeren ipv beroemd zijn?
Mvg,
Frauke Jemand
Beste lezer,
Ik schreef u eerder al dat het ‘zelf doen’ een hoofdthema in ons leven wordt, en dat daar voor- en nadelen aan zijn. De toekomst is aan de nieuwe technologie en aan de robots, aangezien een heleboel menselijke contacten uitgeschakeld worden.
Maar wacht tot er iets mis is met je bestelling, er een fout in een rekening sluipt of die online bestelde spulletjes niet deugen: dan begint het pas, want je moet iemand te spreken krijgen.
Onlangs liep er iets mis met mijn telefoonrekening. Mails, sms’en en, stel je voor: zelfs een brief lieten me weten dat al mijn telefonische activiteiten zouden worden afgekoppeld, én dat ik reactivering kosten zou moeten betalen om het systeem weer op gang te krijgen. Na het indrukken van x-aantal nummers - u kent het, ‘voor info druk 1, uw rekening betalen druk 2 etc. - weet je dan eigenlijk nog niet in welk hokje je vraag past. Ik waagde dus, ten einde raad, maar een gok, en wonderlijk genoeg kreeg ik een echte mens aan de lijn.
Ik moest beginnen met mijn klantnummer. Geïntimideerd door het nummergedraai, het wachten en eindelijk een stem die mij, godbetert, opnieuw een nummer vroeg, bracht ik er hortend en stotend uit dat ik achtervolgd werd door een rekening. Maanden geleden al had ik een brief gekregen dat de bank en de telefoon-maatschappij dat zelf in orde zouden brengen.
‘Het systeem heeft een fout gemaakt’, vertelde de behulpzame stem, maar daar had ik geen boodschap aan, en op mijn beurt vroeg ik me luidop af waarom men mij achtervolgde met dreigbrieven en dreig sms’en dat mijn telefoon afgesloten zou worden en het de fout van ‘het systeem’ was.
‘Ik kan er niets aan doen’, zei de meneer, ‘het systeem heeft geen rekening gehouden met de fout in het systeem en u heeft niet betaald en dus reageert het systeem op uw niet-betaling’. Mijn adrenaline begon te stijgen en mijn bloed begon te koken, maar aan alles voelde ik dat dit een dovemansgesprek werd.
Het was alsof ik het hilarisch gesprek in een Brits komisch programma, waarin op elke klacht het antwoord kwam: ’computer says no’, live beleefde.
Na het gesprek kreeg ik, via mail, meteen drie vragen: was deze informatie duidelijk? Heeft dit gesprek u geholpen met uw probleem? Bent u tevreden over onze diensten? Ik heb de vragen onbeantwoord gelaten en dacht : ‘computer says NO!’
Het allergrootste probleem ontstaat wanneer je internet en je computer uitvallen, want dan valt je leven stil. Wanneer je nog niet over een computer beschikt ben je helemaal de klos. Want zelfs computer kan dan geen ‘NNNOOO’ meer zeggen.
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
Eind vorig jaar las ik in de krant dat er nu ook zelfafname tests bestaan ter preventie van baarmoederhalskanker. Je neemt zo’n uitstrijkje gezellig in je eigen kamer: klinische stoelen met metalen of plastieken beensteunen komen er niet meer aan te pas. Niet langer wurmen koude metalen voorwerpen zich vakkundig door de donkere warme gang van je intieme delen.
Ook het darmkankeronderzoek hebben we grotendeels zelf in handen. Beste lezer ik raad je aan om zo een ‘darmkanker zelfpakket’ grondig te lezen en alles goed bijeen te houden; ik spreek uit ervaring. Zo’n set bevat dus informatie, een papier om je stoelgang op te vangen, een flesje of soort buisje met vloeistof waarin je een beetje van je stoelgang stopt. Tot slot krijg je ook nog een stevige envelop om het vrachtje op de post te doen. Alhoewel dit alles poepsimpel (!) lijkt is er toch enige behendigheid vereist om het gevraagde in het daartoe bestemde flesje te krijgen. Je stuurt het stoelgang staal naar een adres in ‘the middle of nowhere’ en enkele weken later krijg je een bericht of het al dan niet oké is, en dat je huisarts ook op de hoogte wordt gehouden.
Het zelf doen simpel toch?
Net zoals je zelf je geld afhaalt in de bank, je overschrijvingen thuis of aan het daarvoor bestemde kastje kunt regelen. Weg bankbediende.
Net zoals je je treinticket thuis kunt uitprinten of uit de muur. Weg loketbediende.
Net zoals je online je tickets kunt bestellen voor een concert. Weg lijzige stem van het reservatie bureau.
Net zoals je je uitgelezen boeken in de bib kunt achterlaten op een lopende band, en de nieuwe kunt scannen. Weg baliebediende.
Net zoals je in het museum je tassen en jassen in een locker kunt stoppen, waar je alles weer netjes kunt ophalen mits je je code niet vergeten bent.
Weg garderobebewaker.
Net zoals je je kleding, je meubelen, je medicatie etc…online kunt bestellen.
Weg apotheker, verkopers, winkelbediendes…alom.
Indien je een goed werkende computer hebt, indien je zelf kaas gegeten hebt van elektronica, indien je een goed werkend postbedrijf hebt: dan hoef je amper nog mensen tegen te komen - laat staan met iemand te spreken. Want iemand te spreken krijgen: dan kom je pas in de problemen…maar daarover later meer.
M.v.g.
Frauke J.
Waar is het voetpad gebleven?
Beste lezer,
Ik weet niet hoe het met uw lichamelijke conditie gesteld is, maar de mijne kan af en toe een extra duwtje in de rug gebruiken. Daarom ga ik veel te voet.
Aangezien ik in een verkeersluwe (zo noemt men dat tegenwoordig) straat woon - niet ver van het station, dicht bij het centrum van de stad - is te voet gaan een goede oplossing voor mij. Zo haal ik de nodige stappen per dag.
Wij voetgangers zijn zwakke weggebruikers en zijn dan ook blij wanneer we op een goed aangelegd voetpad kunnen lopen. In een straat zoals de mijne, een verkeersluwe dus, is het verschil tussen de stroken voor fietsers, voetgangers en automobilisten niet zo duidelijk.
Nu de fietser meer en meer in het straatbeeld is verschenen, en er allerlei andere vehikels op wielen te zien zijn, weten we niet goed meer wie waar moet rijden of stappen. Zo gebeurt het al eens dat, wanneer ik de deur uitkom, er een fietser voorbij flitst, of een skater langs mijn voordeur raast. Onlangs maakte ik mee dat een fietser mij bijna aanreed; hij remde fors en riep ‘Ik rij hier wel hé’ en waarop ik verbaasd ‘Maar waar moet ik dan lopen? Het is hier wel voor mijn deur zeg!’ en hij ‘Dat is uw probleem! De straat is van iedereen’. Dit om maar te zeggen dat er ook iets mis is met de pikorde. Voorheen waren fietsers en voetgangers solidair ‘de zwakke weggebruikers’. Sinds er veel fietsers en mensen in/op andere vehikels zijn is dat niet meer zo.
Op verkeersluwe plaatsen gaat men ervan uit dat iedereen zijn gezond verstand zal gebruiken: daarom zijn er vaak ook geen zebrapaden meer. En werkelijk: dat werkt wel, maar er zijn altijd haantjes en hennetjes die met haast en spoed de trage weggebruiker van de weg willen maaien. Of autobestuurders die nog altijd niet door hebben dat ze geen koning(in) meer zijn in het verkeer.
Daarom pleit ik ervoor om de voetganger blijvend een stoep, een voetpad of eigen duidelijke strook te geven. En dat het duidelijk is voor iedereen dat deze strook enkel en uitsluitend voor de voetganger is bestemd. Ik pleit voor duidelijke oversteekplaatsen voor voetgangers.
Met andere woorden ik ben een pleitbezorger voor de ‘zwakke weggebruiker’ die de voetganger is.
Mvg.
Frauke J.
Beste Lezer,
‘Waar is de conducteur naartoe? dat zullen we ons binnenkort afvragen…
Laatst las ik in de krant dat treinmachinisten af en toe hun conducteur op het perron vergeten. Een verontrustend verhaal is dat, zowel voor conducteur als voor passagier. Nog erger wordt het wanneer onze spoorwegen een ballonnetje oplaten: de trein kan misschien wel verder zònder conducteur. Bij dit laatste bericht sloeg mijn fantasie op hol.
Ik weet niet of u vaak de trein neemt maar dat daar soms rare dingen gebeuren: dat is zeker.
Het begint al bij het opstappen.
Ik zie ze soms lopen, de reizigers die net dat ietsje te laat zijn om hun trein te halen. Koste wat het kost willen ze toch nog mee. Ze lopen naar die ene open deur, waar de conducteur vertrekkensklaar staat, of hangen wanhopig aan een deur in de veronderstelling dat ze met een ‘sesam open u’ truuk nog binnen geraken. Gelukkig, voor hun veiligheid, is er dan de conducteur die laat merken dat niets nog baten mag: helaas! Sommige reizigers slaan geel, groen of blauw uit van ergernis.
En wat te doen met alle prangende vragen van toeristen en andere reizigers? Neem nu buitenlandse reizigers die in Brussel willen afstappen en plots merken dat daar drie afstapplaatsen zijn. Je kunt dan zeggen: ‘dat los je op met een bericht’, en denken dat iedereen Nederlands of Frans verstaat, maar dat is al lang niet meer zo. Wat met onze Chinese, Italiaanse, Spaanse etc…broeders en zusters?
Dan zijn er nog de vragen van onzekere reizigers, die er zich van willen vergewissen dat ze wel degelijk in de juiste trein zitten, zich ongerust maken of ze één of andere aansluiting wel zullen halen en niet weten op welk spoor ze dan moeten zijn.
Er zijn ook van die kleine akkefietjes die zonder conducteurs tussenkomst erg groot kunnen worden. Neem nu de luide beller die terechtgewezen wordt door een passagier. Er ontstaat een twistgesprek: wie zal dit ontzenuwen? Of de iets te enthousiaste supporters of schooljongeren die een hele wagon op stelten zetten en de andere reizigers intimideren. ….Of de oudere die in een overvolle trein een zitplaats opeist - en niemand wil die geven…
Wie moet al deze incidenten oplossen als er geen conducteur meer is? De passagiers?
Ik vermoed dat we dan Babelse toestanden krijgen.
Mvg,
Frauke J.
Moeilijke woorden: vredevol
Beste Lezer,
Het liefst van al wens ik u in deze tijd een vredevolle Kerst en Nieuw jaar.
Maar ‘vredevol’ is opnieuw zo’n moeilijk woord, altijd al geweest, trouwens. We zijn er al eeuwen, met vallen en opstaan, mee bezig. Het voorbije jaar stond bol van de activiteiten die met het herdenken van de vrede in 1918 te maken hadden. Honderd jaar geleden, maar niet vergeten. We hechten aan vrede, we doen er alles aan om die vrede te gedenken, en dat het goed is voor het West toerisme is mooi meegenomen. Misschien is vrede gedenken iets gemakkelijker dan vrede bewaren.
En toch…
In het najaar zaten hier tijdens een middag drie meisjes op een bank, hun boterhammen op te eten. Ik stond aan mijn deur en hoorde hen bezig. Eerst waren ze wat gek aan het doen, er vielen grappen over leraars en zo, tot plots één van hen zei: ‘We werken aan een vredesproject in onze klas’.
‘Vrede, vrede, vrede…het is een groot woord maar wat is dat eigenlijk? Het is overal ruzie en miserie’, zei de tweede.
‘Geen oorlog en zo… niet vechten en wij ook niet pesten’, zei het eerste meisje.
‘Ja, ze kunnen het ons maar best zo vroeg mogelijk uitleggen, die volwassenen, want zelf bakken ze er niet veel van’, sprak de derde, die blijkbaar de oudere soortgenoten niet hoog inschatte.
Ik maakte mezelf zoveel mogelijk onzichtbaar.
‘Ik vind dat er veel ruzie gemaakt wordt, en gestookt ’, zei de derde, ‘en het is in de hele wereld zo: overal stokebrand’.
‘Zo begint een oorlog, kijk bij ons op school wanneer we elkaar verwijten of belachelijk maken: dan zit het spel op de wagen en wordt er gevochten’, zei de tweede, ‘in de wereld is dat niet anders’.
‘We kunnen beter leren op een fatsoenlijke manier met elkaar te praten, dat is misschien al een begin’, opperde er één.
‘Jullie brengen mij op een schitterend idee: ‘Fatsoenlijk met elkaar praten als aanloop naar vrede’: dat zal de titel worden van mijn presentatie voor het project.’
Een goed idee! beaamden de twee anderen, en zeker ook iets zeggen over dat facebook- en instagram pesten. En het twitteren bij de volwassenen! vulden ze nog aan. Intussen waren de boterhammen op en schakelden ze moeiteloos over op jonge meiden praat.
Ik bedacht dat het ondanks alle smeulende vuren in de wereld hoopvol was dat er zulke wereldwijze jongeren bestaan. Al zie ik soms ook wat anders in mijn straatje: aan het einde van een jaar zet ik echter mijn roze bril en probeer het goede beter te zien.
Bij deze, beste lezer, wens ik dat we vredig en voluit met elkaar van gedachten kunnen wisselen in deze kerstdagen, en straks in een vol nieuw jaar.
Mvg
Frauke J
