Comment

Brief 1 Aan hem die uren in de tuin werkt Leuven, zomer 2018

‘Ik ga wandelen in het bos. Omgeven door houten beelden voel ik me thuis. De oorsprong is van hout. Daar komt de dorst vandaan’ M.Lundquist

 

Meneer de Tuinman,

 Misschien hebt u geen hoge pet op van poëzie en brieven schrijven. Vindt u dit woordenkramerij? Uw tuin lijkt de tuin van een man van weinig woorden, iemand die de handen uit de mouwen steekt. Toch durf ik u te schrijven. Al briefschrijvend kom ik wat praten met u tussen de planten, groenten en bloemenweelde. Jawel: ik zal het kort houden. Waarom ik u zo nodig schrijven wil, vraagt u zich af?

Op mijn weg naar huis valt mijn oog op uw tuin. Altijd opnieuw overvalt mij de schoonheid ervan. Uw tuin lijkt een oase, een plaats waar men graag wil verblijven en rondkijken, een rustpunt middenin de drukte. Het is een groene long geperst tussen een kruispunt van asfalt en woonblokken. Ook al ben ik onkundig in het kweken van bloemen en groenten, de schoonheid en het nuttige ervan ontgaan mij niet. Ik zie u soms bezig met schoffel en hark; u hoort zo volkomen thuis op die plek alsof u daar altijd al bent geweest. Het vanzelfsprekende van uw bezig zijn is wat mij daarin treft. Geen vlucht, geen illusies scheppen, geen loze woorden, geen droom - en toch lijkt het of u een droom creëert.

Ook al raak ik schoffel noch hark aan, ben ik de eeuwige toeschouwer, toch voel ik me ondergedompeld in uw wereld. Ik voel mij deel van uw stilte, voel mij deel van het tafereel, het schilderij dat zich voor mijn oog ontrolt.

Mijn twee linkerhanden kunnen niet praten met uw vaardige vingers, samen onkruid wieden zou eenvoudiger zijn. Mijn pen is voor mij wat tuingereedschap is voor u nl. de broodnodige materie om te kunnen leven. Uw tuin geeft uitdrukking aan wie u bent en hoe u op uw eigenste plaats uw steentje bijdraagt in het leven.

Ik hoop dat uw werkzame handen en mijn woorden mekaar vinden in deze tuin, dat ik de rozenblaadjes die straks van hun bloem vallen net als bij de dichter Saadi kan opvangen en ze kan verschrijven tot rozenpapier. Ik hoop  dat onze verschillende bezigheden ons toelaten mekaar te mogen ontmoeten.

 Tot zeer binnenkort,

 C.S.

Comment

Comment

Brieven aan Virginia Woolf

Brief 4 Virginia Woolf                        Leuven, zomer, 2018

 

Beste Virginia,

Over de - voor mij - literaire hoogtepunten in je werk zou ik nog lange brieven kunnen schrijven. Ik denk hierbij aan ’Mrs Dalloway’, ‘Orlando’, ‘Een kamer voor jezelf’, ‘Naar de lichttoren’ en niet in het minst: ‘De jaren’. Stuk voor stuk hebben deze romans mij aangesproken, zowel in hun thema’s als in de gedurfde manier waarop je de thematiek vorm gaf. Er is al zoveel inkt gevloeid over je werk dat ik daar nog maar weinig aan kan toevoegen, behalve datgene wat ik al in vorige brieven schreef.

Naast je romans en je dagboeken heb je echter ook bijzonder veel brieven geschreven. Computers waren in de eerste helft van de twintigste eeuw nog niet aan de orde, en misschien zou je ook vandaag nog een fervente briefschrijfster zijn. Veel vellen papier zijn door je handen gegaan; de postbodes te lande bezorgden deze brieven her en der aan je vrienden, in het bijzonder deze uit de Bloomsburygroep.

Waarom iemand brieven schrijft houdt mij tot op vandaag bezig. Anders dan in een roman is er in de brief de directe relatie met de correspondent en wellicht is het mogelijk om vrijmoediger te zijn, en meer persoonlijk. Veel schrijvers waren brievenschrijvers: ik denk aan G.Sand, Rilke, Flaubert, Thomas Mann, Lou-Andreas Salomé… Aan de zielsverwanten van de Bloomsburygroep kon je je mening kwijt over het werk van andere auteurs. Je was voor collega-schrijvers minstens zo kritisch als voor jezelf.

Er was ook nog een andere correspondentie: de brieven aan je vriendin Vita Sackville-West. De evolutie in de aanspreking die je in 20 jaar schrijven aan haar gebruikte vertelt me iets. In december 1922 schreef je ‘Beste Mrs. Nicholson’ en je eindigt ‘Hoogachtend, Viriginia Woolf’. Iets meer dan een jaar later werd dit ‘Beste Vita’…’Met vriendelijke groeten’. Nog iets later werd het ‘Mijn beste Vita’…’ en je eindigde met ‘Je toegenegen V.W’ en in 1925 werd het ‘Liefste Vita’ en eindigde met ’je V’. Vanaf dan werden lieve aansprekingen zoals ‘Mijn liefste schepsel’, ‘Beste Vita’, ‘Lieve schat’, ’Lief ezeltje West’ etc. afgewisseld met weinig of geen aanspreking, of opnieuw Mrs. Nicholson. De toon werd persoonlijker en je stak niet onder stoelen of banken dat je ‘de vrouw Vita’ liever had dan ‘de schrijfster’. Voor de schrijfster was je erg kritisch, de vrouw Vita intrigeerde je en maakte je jaloers. Ook de verschillen in politieke opinie waren van secundair belang in jullie relatie.

De brieven van Vita aan jou heb ik nooit gelezen: daardoor kan ik mij moeilijk een beeld vormen van de wederzijdsheid in jullie relatie. Jouw brieven toonden wel aan dat Vita voor jou erg belangrijk was, en dat het mogelijk was, zij het met vallen en opstaan, een innig contact te onderhouden. Een vriendschap die geheel in de lijn lag van de relatievormen in de Bloomsburygroep: weg van het Victoriaanse denken en met ruimte voor de ontplooiïng van de vrouw, zowel in haar denken als in haar lichaamsbeleving. Of hoe jouw brieven aan Vita een beeld weergeven van de verlangens en worstelingen van een vrouw en schrijfster in de eerste helft van de twintigste eeuw.

 Je zeer genegen,

 Chantal Sap

 

 

 

Comment

Comment

Brieven aan Virginia Woolf

Brief 3 Virginia Woolf                         Leuven, juni 2018

 

Mijn beste Virginia Woolf,

Uw ‘Tree Guineas’, een essay in briefvorm, heb ik met verwondering gelezen. In uw veelbesproken literaire loopbaan wordt dit boek niet als uw grootste werk gezien, meer nog: het wordt slechts zelden genoemd. Ik durf mij af te vragen of het er niet mee te maken heeft dat u een gedurfde stelling inneemt t.a.v. de onderdrukten en de rol van onderwijs en oorlog.

Anno 1938, tegen de achtergrond van het opkomend fascisme, vroeg u zich af: ”Wat kan de bijdrage van vrouwen zijn om oorlog te voorkomen?”  En ook of vrouwen zich niet zouden moeten scholen door het volgen van goed onderwijs. In die tijdsgeest was dit inderdaad een pertinente vraag: het was immers niet vanzelfsprekend dat vrouwen een hogere scholing kregen.

Verder in het essay stelde u zich de vraag:

”Wat is het doel van het onderwijs, wat voor maatschappij, wat voor mensbeeld moet het nastreven?“

U kwam tot de vaststelling dat het klassieke onderwijs noch bijzonder veel respect voor vrijheid noch bijzonder grote haat tegen de oorlog voortbracht; daarom stelde u een ander vertrekpunt voor: “armoede en jeugd als uitgangspunten nemen…”. U was, zoals ik in vorige brief schreef, een zieneres.

 In deze 21ste eeuw, zou ik uw vraag actueel willen vertalen:

Welk onderwijs is er nodig om een verdraagzame samenleving te realiseren?

Hoe kunnen scholen jongeren beter toerusten voor deze complexe maatschappij?

Uw antwoorden zijn ook vandaag nog actueel.

 “Onderwijsgeld moet beschikbaar zijn voor wie het minst educatie heeft gekregen: de onderdrukten.”

In de tijdsgeest van toen waren dit de vrouwen en de armen. Vandaag vallen er nog altijd groepen uit de onderwijsboot. Ondanks veel goede bedoelingen en ingrepen slaagt het onderwijs er nog altijd niet in om er voor iedereen te zijn.

Tachtig jaar geleden sprak u, Virginia, gedurfde taal. U stelde voor om naast de statische onderwijsinstituten een dynamisch onderwijs uit te bouwen dat mensen onderdrukt noch klein houdt. “De onderwijskrachten zouden er zowel goed moeten zijn in ‘leven als in denken’.” “Er zou onderzoek moeten worden gedaan naar de samenwerkingsmogelijkheden van lichaam en geest; men zou moeten uitproberen welke nieuwe combinaties een mensenleven tot een harmonisch geheel kunnen maken.” Volgens u zouden, in wat u een arm college noemde,  “…de gebruikelijke barrières van rijkdom en ceremonies wegvallen, reclame en competitie hebben er niet veel betekenis….Een dergelijk college draagt ‘het vrije spreken ‘ hoog in het vaandel.”

Vandaag nemen sommige cultuurcritici een loopje met uw woorden. Ze worden geplaatst in een eng feministisch en nuffig perspectief. Het is jammer dat u hen geen weerwoord meer kunt bieden, het laat hen toe u te herleiden tot partjes en niet het geheel in het vizier te nemen..

In uw essay stelde u een zeer belangrijke vraag die ons tot op vandaag de ogen opent, nl. ’hoe worden mensen sterk gemaakt en hoe blijven mensen zwak?’

Daarnaast brak u een lans voor culturele en intellectuele vrijheid en u zocht naar mogelijkheden om dit belangrijke goed te beschermen o.a. via het onderwijs. Het is de opdracht van de dichter /schrijver er naar te trachten deze intellectuele vrijheid, over de eeuwen heen, te beschermen en te behouden.

 

Je zeer genegen,

 

Chantal Sap

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Comment

Comment

Brieven aan Virginia Woolf

Brief 2 Virginia Woolf                                    Leuven, juni 2018

 

Virginia,

 

Een rustig landhuis, verstilling in de natuur en uw onrustige ziel: waren dit de ingrediënten die u de moed en de kracht gaven om te blijven schrijven?

U hebt stuk voor stuk intrigerende romans geschreven. Neen, het is niet de verhaalsterkte die mij bijblijft. Doorheen uw romans wandelen bijzonder scherpzinnige personages, die in ogenschijnlijke kalmte maar met een pijnlijke nauwgezetheid de wereld gadeslaan.

Het heeft met het afkrabben van de opperlaag te maken.

Vele van uw personages lopen door stad of dorp in hun dagdagelijkse doen, ze wandelen, ze trekken naar de vuurtoren, ze verzorgen hun tuin, ze plukken een boeket... Tegelijk kijken we, met hun ogen, mee naar die omgeving. We lezen hun onderliggende gedachten en mijmeringen, we voelen de emoties die dit bij hen oproept, voor onze ogen ontrollen zich de lijnen die verschillende mensen, in het verhaal, met elkaar verbinden.

Onder je romanfiguren is er altijd wel iemand op zoek naar ‘het’, koortsachtig krabbend aan de verf, de vernislaag van de omgeving, de klasse, de samenleving. Het is de werkelijkheid achter de werkelijkheid, het kijken van om de hoek. Dat subtiele is het wat de lezer raakt.

U schrijft met ‘het derde oog’, bent een ziener die het innerlijke van haar romanfiguren nauwkeurig uitdiept. Op deze manier raakt u aan het wezenlijke van wat mensen drijft in hun leven.

Dat uw werk in deze tijd een hernieuwde opleving kent kan ik alleen maar toejuichen.

 

Genegen groeten,

 

Chantal Sap

Comment

Comment

Brieven aan Virginia Woolf

Brief 1  Virginia Woolf

 

Dierbare Virginia,                        Leuven, juni  2018

 Het lijkt of ik u al jaren ken: uw geschriften zijn in mijn al lange bestaan gesijpeld. Een deel van uw visie - over schrijven, de samenleving, relaties -draag ik met me mee alsof het verworven erfgoed is. Zelf zocht u inspiratie bij Dostojevski.

U schrijft over ‘het schrijven’ :”Niet knutselen met woorden, maar vanuit een gevoel schrijven. Anoniem worden, iemand die schrijft omdat ze het graag doet, vanuit het diepst van de gevoelens schrijven.”Een dergelijke houding aannemen is leven op het scherp van de snede. Om zoals u te kunnen schrijven is het nodig om zichzelf en zijn omgeving voortdurend te bevragen. Zelf ben ik ook een pleitbezorger van dit zoeken naar de diepere lagen in het beschrijven van personages en hun context.

U en ik leefden, leven in andere tijden. In de tijdsgeest waarin u leefde was het voor een vrouw niet vanzelfsprekend te schrijven, eigen standpunten in nemen en die ook neer schrijven was helemaal ongewoon. Elke tijd heeft zijn schaduwzijden, elke samenleving haar pijnpunten. Tot op vandaag echter blijven thema’s, zoals vrouwenrechten, vrije meningsuiting, ruimte in onderlinge relaties, zelfontplooiing, nog aan de orde. Het blijft confronterend gedachtengoed.

Zoals bij vele schrijvers speelde uw schrijverschap zich veelal in de schaduw af. Het moeizame proces tussen functioneren in het dagdagelijkse en het langzame zoeken en ineen puzzelen van diepzinnige verhalen, de bijzondere sensitiviteit om ‘het’ plots te zien vraagt veel van de mens, vroeg bijzonder veel van u.

‘..waarom valt er in het leven niets te ontdekken? Iets waar je je vinger op kunt leggen en zeggen: dat is ‘het’? Ik zoek, maar dat is ‘het’ dan niet…Dan ineens zie ik de bergen in de lucht: de machtige wolken, en de maan die boven Perzië is opgekomen; op dat moment heb ik het grote verbijsterende gevoel dat ik daarin iets ontdek dat ‘het’ is.”

‘Het’ ontdekken is een kwestie van kijken en aanvoelen. Soms is het daarvoor nodig om puin te ruimen, om het pure van de schijn te onderscheiden. Het’ ligt vaak in een klein intens moment waarin we ‘het’ tot ons willen laten doordringen.

Met deze gedachten over schrijven besluit ik deze brief.

 U zeer genegen,

 Chantal Sap

 

Comment

Comment

Brieven aan Georges Bataille

Bataillebrief 3                                                Leuven, mei 2018

 

 Beste Georges B.,

 Laten we de draad opnemen waar we de vorige keer onze brief beëindigden. De plaats die u aan de kunst geeft in het bewaren van ‘Das Heilige’ is realistisch maar ook bijzonder. Laten we het over de schrijver hebben: welke opdracht heeft de schrijver in dit alles?

‘Poëzie opent het raam voor de stilte’, schrijft u. Is het de opdracht van de dichter om poëzie te schrijven die aanzet tot stilte?

U breekt een lans voor verstilling maar ook voor verspilling. Verspilling van het woord. De dichter/schrijver verspilt in die mate zijn woord en zijn schrijven omdat hij het niet laat samenvallen met wat sociaal wenselijk is, of wat door de samenleving en de media verwacht wordt. Zo kijk ik ook zelf naar de plaats van kunst en hier ‘het schrijven’ in het bijzonder. Het schrijven ontstaat niet vanuit een externe vraag van de samenleving, maar vanuit de omgekeerde beweging: de innerlijke gedrevenheid die al dan niet te maken heeft met de wereld.

 “Een schrijver zijn is niets minder dan het in bezit hebben van het innerlijke vermogen nog een regel toe te voegen aan de schets van dat verontrustende visioen dat ons vervult met verwondering, terwijl het ons beangstigt - het is het onophoudelijke beeld dat de mens van zichzelf heeft.”

 U schreef deze woorden meer dan vijftig jaar geleden neer, en toch blijven ze zo eigentijds. Ze hebben te maken met de kunst iets toe te voegen aan de werkelijkheid, het sociaal wenselijke onder de loep te durven leggen.

 Het Heilige en de stilte enerzijds, de verspilling anderzijds; uw taal en ideeën raken de nauwe grens van ontheiliging en heiligheid. De grens waar het grootse, het immense aanwezig is en tegelijk de afgrond, het diepe. U beweegt zich binnen die ruimte en komt aan de grens zelfs tot in de afgrond. U gaat tot het uiterste in de hoop ‘ ziel en lichaam’ het ‘wezen’ van de mens te raken.

 Hierbij neem ik afscheid van u met uw eigen woorden

‘Er is niets dat niet verzinkt in de stilte van poëzie’

 Warme groeten,

 Chantal Sap

 

Comment

Comment

Brieven aan Georges Bataille

Georges Bataillebrief 2                                    Leuven, mei 2018

 

 Beste Georges B.,

 De laatste weken was ik met mijn gedachten in uw werk. U maakte verregaande keuzes die niet gemakkelijk waren, maar die samenvielen met datgene waar u voor stond. Het waren keuzes die soms misverstaan werden en u last bezorgden omdat u schreef over ‘de innerlijke ervaring’.

Meer nog: dood en erotiek zijn voor u de gedroomde toegangswegen tot deze ervaring.

’De prikkel van het exces, van de extase; van het zwart voor je ogen, ‘van het zich geven...’’

De overgave, de verrukking, het noodgedwongen feest en het offer die verband houden met extase en leegte: het zijn thema’s waar het volgens u in het leven vooral om draait.

U creëerde niet louter stilte, louter schoonheid. U creëerde eveneens angst, verspilling, het verleggen van grenzen door via de kleine dood (de seksuele extase) het sublieme te bereiken en daar niet bang voor te zijn. Dat u dit alles vanuit een diep religieuze (in de ruime zin van het woord) houding schreef is niet voor iedereen vanzelfsprekend.

Uw visie op het bereiken van ‘het sublieme’ fascineert, tegelijk verwondert het mij dat de samenleving van vandaag ‘Het Heilige’ bant maar ook zo nodig heeft. In allerlei vormen uit zich het verlangen naar iets dat het dagdagelijkse overstijgt. U bleef niet blind voor wat er in een samenleving leeft, ook hier vertrok u vanuit de innerlijke ervaring.

U schreef: ‘de ervaring van de wereld in haar werkelijkheid, in haar bodemloosheid als in een woestijn…’. Het is wellicht deze bodemloosheid, de eenzaamheid van de mens die de mens blijvend doet verlangen naar het heilige en sublieme

 De kunst kreeg bij u een zeer bijzondere plaats in dit discours. Volgens u mag de kunst de jacht op het ‘Heilige’ niet opgeven; de kunst moet blijven zoeken.

'De kunst moet haar ware gelaat laten zien.'

 Een mooie gedachte die tot op vandaag het overdenken waard blijft,

 Chantal Sap

 

Comment

Comment

Brieven aan Georges Bataille

Georges Bataillebrief 1                                    Leuven, mei 2018

 

 Beste Georges B.,

 ‘Waar is het Heilige in de twintigste eeuw gebleven? U vraagt het zich af.

U schrijft:

’Vroeger was het gebruikelijk om op kruispunten, straathoeken of pleinen heilige tekens te plaatsen… Nog niet zo lang geleden bouwde men heiligdommen, waarbinnen wij nu nog sterk het heilige ervaren’

Het zal u wellicht ontgoochelen wanneer ik u vertel dat de heiligdommnen van weleer veelal leeg staan, gesloten zijn of aan herbestemming toe. Ze verliezen hun oorspronkelijke ziel. Ook in de 21ste eeuw  blijft ‘het Heilige’ een onderwerp van discussie en iets om over na te denken. Zo wordt er gezocht naar herbestemming van kerken. Waar blijven wij met ‘Het Heilige’ wanneer de heilige tekens en gebouwen verdwijnen?

 Maar de zoektocht naar ‘ Het Heilige’ is niet enkel een kwestie van plaatsen, en volgens u zelfs geen kwestie van deze of gene wereld.

Want u schrijft:

‘Wat ons het meeste schrik aanjaagt is de dood; en in de ervaring van het heilige bevindt het bestaan zich in de buurt van de dood’.

Angst voor de dood blijft in de ‘maakbare samenleving’ een heikele kwestie. We leveren ons graag over aan de buitenwereld die ons prikkelt, ons uitdaagt en op ons beroep doet zodat we het langer kunnen uitstellen om over innerlijke uitdagingen na te denken. Er is vandaag een groot aanbod om onze dagen te vullen met tal van activiteiten; er is een bijzonder groot virtueel aanbod waar wij zelfs de deur niet voor uit moeten gaan. Dit alles biedt uitstel en wellicht ook troost.

Aangezien we bang zijn voor de dood, dat is vandaag niet anders dan in uw levensdagen, leggen we onze dood ver van en buiten ons.

 U bent niet bang om het Goddelijke en het Diabolische in één adem te benoemen. Het Goddelijke willen we graag versluieren en met wierook omhullen, maar wat dan te verstaan onder het Diabolische? Ik meen uit uw scherpe pen te hebben verstaan dat u in het diabolische net deze diepgewortelde angst ziet.

‘Wanneer wij de zin van het heilige niet meer bezitten, dan is dat doordat we bang zijn. We zoeken niet langer geestdrift of roes, maar zekerheid en gemak.’

Met uw schrijven over ‘geestdrift en roes’ bewandelde u een gevaarlijk pad omdat geestdrift en roes soms gelinkt worden aan ‘het kwaad’. Daarom werd u wel eens de filosoof van het kwaad genoemd. Ik ervaar u echter als een religieus schrijver die het niet schuwde na te denken over  ‘het Heilige’, het goede en kwade. U gaf er een geheel eigen interpretatie aan.

 Genegen Groeten,

 Chantal Sap

 

 

Comment

Comment

Brief 4 Isabelle Eberhardt Leuven, april 2018

Lieve Isabelle,

In uw brieven lijkt u een zeer sterke vrouw, ik voel u echter ook aan als een jonge breekbare vriendin. In uw verslag over het bezoek aan de vrouwelijke maraboe Lella Zeyneb laat u iets merken van uw eigen triestheid over uw lot dat u aan het hare verbindt.

‘ Ik voel me triest worden bij die onrechtvaardige lijdensweg die ze misschien al jaren verborgen houdt en die pas naar boven komt in aanwezigheid van een andere vrouw die eveneens een zeer ongewone lotsbestemming heeft.’

 Zeyneb heeft u net verteld over de ondankbaarheid van de mensen, ondanks al haar jarenlange inspanningen voor de vrouwen van de gemeenschap.

U voelt haar lijden goed aan, want zelf hebt u ook veel moeten doorstaan om uw weg te kunnen volgen. Veel roddelcampagnes, van allerlei strekking, trotseerde u om uw doelen te bereiken. Er werd u verweten in politieke complotten verweven te zitten, en het feit dat u een dubbele nationaliteit had (Frans-Russisch) maakte het allemaal niet gemakkelijker. Toch was u de mening toegedaan dat uw leven een lotsbestemming was, uw bekering tot de Islam, uw drang naar reizen en de verslaggeving daarover maakten daar deel van uit. Al liet u het lot niet alles bepalen: de roddelcampagnes, die uw ongewone levenswandel wilden stoppen, liet u niet uw weg bepalen. Schrijven was inmiddels een  levensdoel geworden, zowel de journalistiek als het beschrijven van het leven zoals het zich aandiende in uw geliefde woestijn. Dit alles werd opgetekend in uw dagboeken, niemand zou u daarin tegenhouden, en ook niet in het schrijven van krantenartikels. Trouwe vrienden steunden u daarin, maar er waren ook hardnekkige vijanden die u zelfs bijna van het leven beroofden.

Bovendien trotseerde u af en toe het lot en maakte gevaarlijke keuzes. Uw schrijvende jonge leven was tot op zekere hoogte een gevaarlijk bohémienleven.

Hoe jong u ook was - u koos voor de grote wereld en het politieke schrijven, maar de tijd was te kort om uw werk af te maken. Te vroeg werd uw leven u ontnomen tijdens een overstroming in Algiers. Tot op vandaag worden uw dagboeken en brieven met belangstelling gelezen. Een jonge poëtische zieneres die gegrepen was door het wijdse, door de ruimte van de woestijn. U stelde u zelf een gedurfde opdracht door te leven midden de woestijnvolkeren. Het ‘andere’ bekoorde u en vanuit die ervaring waagde u zich aan politiek heikele thema’s.

Tot op vandaag zijn de thema’s in uw werk bijzonder actueel en inspirerend.

 U zeer nabij,

 Chantal Sap

 

Comment