Comment

Brief 2 Isabelle Eberhardt Leuven, april 2018

Mijn Lieve Isabelle,

 Vergeef me de vrijpostigheid u met ‘lieve’ aan te spreken. Ik voel een zekere verbondenheid met u, al heeft dit weinig met ‘het reizen’ te maken.

U reist en zoekt, u zoekt en reist en gaat daarin uw eigen weg zoals u denkt dat u die moet gaan: los van tijdsgebonden conventies.

Ankeren is tijdelijk, want nauwelijks aangekomen zet u de reis alweer verder. Dat roept het woord ‘rusteloosheid’ op, maar wie zal ons vertellen wat u drijft, tenzij uzelf? In uw correspondentie lijkt u gelukkig in de eindeloze zandvlakten van Algerije. U zoekt verten op die grenzen aan het oneindige…

Uw verwondering over de eindeloosheid is geen sentimentele bewondering, uw drang om achter elke zandheuvel de verten van de zandvlakten te zien gaat over meer dan dat. Het is vergelijkbaar met naar de zee kijken, hier te staan en naar de verte te staren. U bent bekommerd om ‘wat hier en nu en in dit leven’ gaande is en tegelijk ziet u in de verte het eindeloze en de eindigheid. U maakt er uw opdracht van daarover te schrijven.

Mijn gevoelde verwantschap met u ligt net in willen zien van het grootse, het immense en tegelijk het in de wereld van elke dag willen staan.

U schrijft over het leven als een fase, een stap in de richting van de dood. Het Oosten, waarin leven en niet leven geen strikte scheiding kent, beïnvloedde u al vroeg tijdens uw schrijverschap.

 ‘Misschien heeft het leven al zijn aangrijpende bekoring wel te danken aan de absolute zekerheid van de dood’.

 Die tegenstelling: de aanlokkelijkheid van het leven met zijn bekoorlijkheden en zinnelijkheid enerzijds, en de aanvaarding van het onafwendbare, is één van de thema’s in uw werk en leven.

Uw pen is gescherpt door die bijzondere blik. U dichtte uzelf zienersgaven toe; helaas is uw lijfspreuk werkelijkheid geworden. U stierf ‘alleen’, en veel te vroeg, als een nomade in Algiers.

 Uit het diepst,

 

Chantal Sap

Comment

Comment

Brieven aan Isabelle Eberhardt

Brief 1 Isabelle Eberhardt                                    Leuven, april 2018

 ’Wie zocht op de puinhopen van zijn leven de wegglippende betekenis, maakte het schijnbaar onzinnige mee, doorleefde schijnbare gekte, hoopte heimelijk in de laatste dwaze chaos‘(H.H.)

 Beste Isabelle,

 Het lezen van uw dagboeken en brieven doet mij denken aan Harry Heller, de steppewolf van H. Hesse. Dolend door de eindeloze zandvlakten van Algerije reist u als een rusteloze dromer heen en weer: tussen de woestijn en Parijs.

In uw nog korte leven draagt u vele herinneringen, aan uw kleurrijke familiegeschiedenis, met u mee. Al vroeg is uw familie u ontvallen, en werd u afgesloten van o.a. uw Russische roots. U stond er alleen voor.

Maar ondanks dat zware leven bent u ook  zeer sterk: het zijn uw moed en uw innerlijke kracht die u vooruit stuwen. U neemt als lijfspreuk “ Ik zal alleen mijn weg gaan tot aan de dood”.

Wat mij treft in uw leven is dat u, ondanks uw jeugdigheid en ondanks de tijdsgeest, die een vrouw weinig bewegingsvrijheid toestaat, kiest voor een niet vanzelfsprekende weg.

 U schrijft uw broer:

 'Mijn lichaam is in het Westen mijn ziel is in het Oosten

Mijn lichaam is in de ongelovige landen,

En mijn hart is in Istanbul

En mijn hart is in Oran’

 Met deze woorden drukt u heel veel uit. Het verlangen van uw hart en ziel ligt in het Oosten, ook al bent u soms gedwongen om in Frankrijk te verblijven. U doet er alles aan om het verlangen van uw hart te volgen. U maakt u de Arabische taal eigen, zodat taal voor u niet langer een gevangenis is maar net vrijheid. Deze talenkennis stelt u in staat tot diepgaande contacten en intense correspondenties. U verwisselt uw eigen kleding vaak voor de fez, die uw hoofd bedekt, en de haïk, die uw lichaam omhult, u draagt de gandoura en lederen laarzen. Daardoor vormt uw vrouw zijn niet langer een belemmering bij het reizen. Als jonge verklede vrouw lukt het u een zwervende journaliste en schrijfster te worden.

Uw brieven ademen vrijmoedigheid uit, zij brengen een liefde voor het verre en onbereikbare dichtbij. Vrijmoedig en met zin voor avontuur, maar ook zoekende, richt u uw blik op de wereld en in het bijzonder op het Oosten.

Het Oosten waar wij tot op vandaag zo mee worstelen.

 Hartelijk,

 Chantal Sap

 

 

 

 

Comment

Comment

Brieven aan Hermann Hesse

H.Hesse Brief 4                                                            Leuven, begin maart, 2018

 

Hermann,

 Opnieuw beeld ik me in dat we aan dat ronde tafeltje zitten in het bruinberookte café, het is één van de weinige dergelijke cafés die nog overblijven. De sfeer is nachtelijk bedompt en het ruikt er naar verschaald bier.

Ik confronteer ons met de vraag of ‘steppewolven’ zich nog kunnen handhaven in de samenleving van vandaag. Of zijn steppewolven net nodig om een samenleving te handhaven? Dit laatste is jouw stelling, meen ik me te herinneren. Het discours zou heftig worden, het sarcasme over de eenzaamheid van de steppewolf zou bijwijlen groot zijn.

Wat ik begrijp is dat je mij al vlug duidelijk zou maken dat het geen kwestie is van ‘zij hier’, ‘zij daar’ en ‘wij hier’.Mensen en dingen lopen dooreen je moet door de chaos durven gaan om je eigen orde te ontdekken. Je zou me vertellen dat je naar het gemaskerde bal moet durven en in het duister moet zitten om het licht te ontdekken. Al is het slechts een spoortje licht in de vroege ochtend.

Op een bevreemdende manier weet je ons een spiegel voor te houden. Je steekt geen vinger op, je bent een magiër die de toverstok hanteert. Als een meester loods je ons door de donkere krochten, het fantastische rijk der schaduwen, en geruisloos opent zich deur na deur, woord voor woord. “Wie zocht op de puinhopen van zijn leven de wegglippende betekenis, maakte het schijnbaar onzinnige mee, doorleefde schijnbare gekte, hoopte heimelijk in de laatste dwaze chaos…”

Wanneer de laatste gasten uit het café vertrokken zijn, mijn glas leeg is, blijf ik alleen achter. Ik zie het vroege licht, en weet dat de onsterfelijken de sterfelijken iets te leren hebben.

Ik zou niets liever willen dan dat de nacht nog jong is, en dat wij het nog over morgenlandreiziger Leo kunnen hebben. Wat lang wil leven, moet dienen. Wat echter heersen wil, dat leeft niet lang… Er zijn weinigen die geboren zijn om te heersen, ze blijven er vrolijk en gezond bij. De anderen echter, die het alleen maar door eerzucht tot heer hebben gebracht, die eindigen allemaal in het niets.’

Het is een mooie gedachte om de dag mee te beginnen.

Maar de tijd is op: ik heb het begrepen.

 U zeer genegen,

 Chantal Sap

Comment

Comment

Brieven aan Hermann Hesse

H.Hesse brief 3                                              Leuven, maart 2018

 Dierbare Hermann,

Wat is het wezen van de poëzie? Maurice Gilliams vroeg het zich af, Rilke ook en met hen zovele anderen. Ook vandaag blijft deze vraag aan de orde. De poëzie heeft een bijzondere relatie met datgene wat realiteit en niet-realiteit is. “Het dagdagelijkse nuchtere verdwijnt en maakt plaats voor de fenomenale realiteit van de verbeelding”, aldus M.G.

U ziet het als een deel van het lijden van de dichter, die geen poging onderneemt om te ontsnappen aan de realiteit maar wel om op zoek te gaan naar ‘het vanzelf schone’. Die weg, de ontdekkingstocht is vaak een bijna onbegaanbaar pad voor u. Via één van de protagonisten in uw roman, ‘Het kralenspel’, illustreert u dit:

In ‘Het Kralenspel’ geeft Pistorius zijn vriend de raad om dromen te hebben. “Ik zeg je: leef ze, die dromen, speel ze, richt altaren voor ze op. Het is nog niet het volmaakte maar het is een weg. Binnen in ons moeten wij de wereld dagelijks vernieuwen, anders zijn we verloren…”  De verbeelding, de droom die ons helpt om onze innerlijke wereld te vernieuwen, om stabiliteit te vinden in de chaos van de realiteit: die stelt ons in staat om poëzie te maken, humor, beelden en verhalen te vertellen. Het scherpt onze blik.

Tegelijk zijn er de paradoxen in uw werk:

Een mens moet zijn droom vinden. Maar je moet geen droom willen vasthouden.” U wandelt in de wereld van het licht en het duister, laat uw romanfiguren het Goddelijke en het duivelse vereren. Realiteit en fantasie vloeien af en toe naadloos ineen. Waar houdt de werkelijkheid op en begint de fantasie? Waar eindigt de romanfiguur, en waar begint de schrijver Hesse? U maakt de lijn tussen uzelf en de romanfiguur soms erg dun:

“De wereld van het vuur was niet het domste wat is uitgevonden, de dromen daarbij, de werkelijkheid, de verlatenheid. De grens verflauwt tussen het innerlijke en het uiterlijke. De ontdekking hoezeer onze ziel betrokken is bij de schepping van de wereld. Alles wat in de natuur aanwezig is is al voorgevormd. In ons binnenste manifesteert zich dit als liefde en scheppingskracht. Er is geen andere scheppingskracht dan deze die wij in ons hebben.”

Met uw eigen woorden besluit ik deze brief.

 Zeer genegen,

 Chantal Sap

Comment

Comment

Brieven aan Hermann HesseH.Hesse brief 2

H.Hesse brief 2                                                Leuven, begin maart 2018

 

Beste Hermann,

 In uw sleutelroman ‘Het kralenspel’ ondernemen de personages een bijzondere reis, een pelgrimstocht waarin tijd en ruimte niet echt van belang zijn. Droom en werkelijkheid vloeien naadloos ineen voor het bonte gezelschap op weg naar het morgenland.

Deze reis reikt echter veel verder dan een geografische uitstap: u schrijft : “ ons doel was immers niet alleen  het morgenland, ons morgenland was het thuis en de jeugd van de ziel, het was het overal en nergens, het was de éénwording van alle tijden’ ……‘alles wat je maar kunt bedenken tegelijk te beleven, uiterlijke en innerlijke dingen speels te verruilen, tijd en ruimte als coulissen te verschuiven”

 U tovert een wereld waarin werkelijkheid en fantasie moeiteloos in mekaar vloeien, alsof het leven zich vanzelf zo aandient - dit ondanks de lelijkheid, ondanks het lijden aan het leven. U lijkt wel onvermoeibaar in het beschrijven van ‘De reis’, ‘De pelgrimstocht’ die deel uitmaakt van ’de’ grote reis. De reis die wij allen ooit, vroeg of laat, maken.

Hoe groot is het verlangen van de reiziger om vooral ‘de reis’ vast te houden in woorden, misschien is het net daarom nodig om deze tocht telkens opnieuw en in al haar stadia, met al haar haltes, nauwkeurig te beschrijven. Ze welhaast als een route op de landkaart uit te zetten.

In uw boek is deze reis ook een weg om zichzelf te bevrijden. Uw bonte gezelschap probeert niet alleen een kinderdroom waar te maken: elk voor zich proberen ze hun eigen uniciteit te bewaren. Ze blijven, zoals ik u in een eerdere brief schreef, dichtbij zichzelf net zoals u dat zelf in uw leven probeerde. Om dit haalbaar te maken zijn het dichterlijke, het kinderlijke, het naïeve trouwe bondgenoten in deze fantastische (dit woord hier dan in zijn juiste context geplaatst) reis.

 Nachtelijke groet,

 

Chantal Sap

 

Comment

Comment

Brieven aan Hermann Hesse

H.Hesse Brief 1                                                Leuven, eind februari 2018

 

 

Geachte Heer Hesse,

 Neen, ik ontken het niet: liever dan u te schrijven had ik u graag ontmoet, aan een kleine ronde tafel in een bruin café. Eerst zouden de rookwalm en de te luide muziek een storende factor zijn maar ik vermoed dat de nacht vlug voorbij zou gaan, wegens zoveel te bespreken en te bediscussiëren.

Een lange brievencorrespondentie is nodig om mekaar in de volle diepte van uw werk te ontmoeten. Pas heel recent heb ik uw werk ‘werkelijk’ begrepen. Pas heel recent heb ik een vermoeden van wat achter uw woorden schuilgaat.

In de zestiger jaren vereerden velen u als schrijver–goeroe. Het had alles te maken met uw roman Siddharta waarin een jonge man een spirituele reis maakt. De reis die ook u naar Indië bracht in het begin van de twintigste eeuw, en de roman die daaruit voortvloeide, zijn echter slechts een fractie van uw werk. Uw oeuvre is een lange subtiele weg op zoek naar verlossing. Het is uw zelfgekozen moeilijke weg.

 “Mijn dagelijks gebed is dat ik mijn eigen innerlijke wereld bewaar”, schrijft u.

Zelden is iemand zich zo sterk bewust van zijn werkelijke opdracht in het leven, een opdracht die voor u samenvalt met ‘het schrijverschap en het innerlijke leven’. In de strijd om authenticiteit puurt u de diepte van de ziel uit. U vindt zielsgenoten die in uw werk, al dan niet toevallig, uw pad kruisen. Trouw zijn aan zichzelf is al een aartsmoeilijke opgave; toch doet u een poging om daarin ook nog anderen te  betrekken.

Bij een volgende gelegenheid wil ik daar dieper op ingaan.

 U genegen,

 Chantal Sap

Comment

Comment

Gedichtenweek: Brieven aan Rilke

Brief aan Rainer Maria Rilke(7)                                                Leuven, 31 januari, 2018

 

R.M. mijn beste,

Helaas is dit mijn laatste brief al had ik graag nog enkele thema’s met u besproken.In uw poëzie ligt zoveel meer  besloten, uw oeuvre is zo veelveelomvattend en vol.

Toch vermoed ik dat we, in de toegemeten tijd, enkele belangrijke gedachten hebben aangekaart .

Ook al is de samenleving, de tijdsgeest anders de thema’s blijven universeel.

Het zich bewust zijn van de eigen eindigheid is van alle tijden. Het alledaagse durven verlaten en voorbij de grens wandelen in dat onherbergzame gebied waar we ons alleen weten: dat blijft een uitdaging. De wereld, ook die van nu, blijven benaderen vanuit onze eigen innerlijkheid is niet makkelijk omdat we ons dan op onveilige paden wagen.

Tegelijk zal ons dat voldoening schenken.

Woorden verspillen en ze aan de veelvuldig bezongen liefde blijven geven is een noodzaak, in elke tijd. Blijvend verlangt elke mens naar geheelheid. De dichter zoekt een taal om die geheelheid uit te drukken.

Een oprechte poëtische taal vinden is soms een moeilijk zoektocht. U slaagde erin de buitenwereld van binnenuit in taal om te zetten.

‘Erde, ist es nicht dies, was du willst: unsichtbar

in uns erstehn?- Ist es dein Traum nicht,

einmal unsichtbar zu sein?- Erde! Unsichtbar!...’

R.M.R

Een universele taal die door iedereen wordt verstaan.

U bijzonder genegen en dankbaar,

c.s.

Comment

Comment

Gedichtenweek: Brieven aan Rilke

Brief aan Rainer Maria Rilke(6)                                                            Leuven, 30 januari,  2018

 

R.M.R

Uw initialen zijn uiteindelijk nog de meest gepaste aanspreking.

In een vorige brief hadden we het over de dichter, de liefde en verspilling, maar er is meer:

‘Wie soll ich meine Seele halten, dab

sie nicht an deine rührt? Wie soll ich sie

hinheben über dich zu andern Dingen?

Ach gerne möcht ich sie bei irgendwas

Verlorenem im Dunkel unterbringen

an einer fremden stillen Stelel, die

nicht weiterschwingt, wenn deine Tiefen schwingen…

(R.M.R)

 Ondanks het verlangen en trachten naar geborgenheid reikt deze liefde nog verder.

Ze is een uitdeinende, uitdelende liefde die onszelf overstijgt.

Deze liefde blijft niet enkel steken in het zeer menselijke verlangen naar geborgenheid ze is allesomvattend.

Het is een overstijgen van onszelf zodat ‘weit im Abend hinein’ niet langer klinkt als een ‘alleen door de steppe lopen’ maar ‘met heel ons wezen het uitspansel tegemoet gaan in het weten dat de ander ons tegemoet zal komen.

In gedachten,

c.s.

 

Comment

Comment

Gedichtenweek: Brieven aan Rilke

Brief aan Rainer Maria Rilke(5)                                                              Leuven, 29 januari, 2018

 

Dierbare Rainer Maria,

 

Hoe is het gesteld met de dichter in de kwestie van de grote alleenheid ? Heeft de dichter daar een taak?

En wat met de liefde?

Kan de liefde ons heil brengen? Zijn de vele liefdesgedichten een schuilhut voor ons verlangen naar geborgenheid?

‘O Lächeln, erstes Lächeln, unser Lächeln

Wie war das Eines: Duft der Linden atmen,

Parkstille hören-, plötzlich in einander

Aufschaun und staunen bis heran ans Lächeln

(R.M.R)

 Het tragische en het zalige dat elkaar in de liefde omarmt biedt troost, het is van alle tijden , een universeel gegeven.

Of verspillen dichters te veel woorden aan de liefde? U leefde in een romantische tijd met veel aandacht voor gevoel.

Geliebt werden is vergehen, Lieben ist dauern’(R.M.R)

 Ik pleit ervoor om te blijven ‘liefhebben’, ook al weet je dat het gemis reeds in zicht is of zich ooit zal aandienen. Ook al weet de beminnende dat er verspilling mee gemoeid is, er is geen andere uitweg dan ‘overgave’. Dit is uw opvatting maar ook de mijne.

Waarom zou een dichter niet kwistig  woorden aan liefde verspillen? Verspillen is verspelen, het is geven zonder bijbedoeling, het geven van een teveel.

Is het niet dat wat een dichter doet: het uitstrooien van woorden ze geven aan de lucht, de aarde en liefst ook aan een handvol mensen.

In gedachten,

c.s.

 

Comment

Comment

Gedichtenweek: Brieven aan Rainer Maria Rilke

Brief aan Rainer Maria Rilke(4)                                    Leuven, zondag 28 januari2018

 

Dierbare R. Maria R.,

Aber unter allen

war ich einzig allein;

und lieB ich meine Lieder fallen:

sie verrollten wie lose Korallen

weit im Abend hinein’

(R.M.R)

 Zovele keren in ons leven overvalt ons dat vreemde gevoel dat u  ‘Ungeborgenheit und Verlassenheit’ zou noemen. Soms bekruipt het ons midden in een mensenmassa of op een feest. Op die kleine momenten voelen we slechts het sentiment van alleen zijn.

U beschrijft echter ook dat diepe gevoel dat zich vertaalt in ‘weit im Abend hinein’ waarin de alleenheid de wijdse vorm van een avond aanneemt. De avond die synoniem kan zijn voor einde van de dag, voor duisternis, voor levensavond…

Wie of wat kan ons redden in deze grote alleenheid?

Wie of wat zal ons troosten bij het ervaren van het grote gevoel, dit onverwachte mysterie?

Genegen groet,

c.s.

 

Comment