Brief aan Rainer Maria Rilke(5)                                                              Leuven, 29 januari, 2018

 

Dierbare Rainer Maria,

 

Hoe is het gesteld met de dichter in de kwestie van de grote alleenheid ? Heeft de dichter daar een taak?

En wat met de liefde?

Kan de liefde ons heil brengen? Zijn de vele liefdesgedichten een schuilhut voor ons verlangen naar geborgenheid?

‘O Lächeln, erstes Lächeln, unser Lächeln

Wie war das Eines: Duft der Linden atmen,

Parkstille hören-, plötzlich in einander

Aufschaun und staunen bis heran ans Lächeln

(R.M.R)

 Het tragische en het zalige dat elkaar in de liefde omarmt biedt troost, het is van alle tijden , een universeel gegeven.

Of verspillen dichters te veel woorden aan de liefde? U leefde in een romantische tijd met veel aandacht voor gevoel.

Geliebt werden is vergehen, Lieben ist dauern’(R.M.R)

 Ik pleit ervoor om te blijven ‘liefhebben’, ook al weet je dat het gemis reeds in zicht is of zich ooit zal aandienen. Ook al weet de beminnende dat er verspilling mee gemoeid is, er is geen andere uitweg dan ‘overgave’. Dit is uw opvatting maar ook de mijne.

Waarom zou een dichter niet kwistig  woorden aan liefde verspillen? Verspillen is verspelen, het is geven zonder bijbedoeling, het geven van een teveel.

Is het niet dat wat een dichter doet: het uitstrooien van woorden ze geven aan de lucht, de aarde en liefst ook aan een handvol mensen.

In gedachten,

c.s.

 

Comment