Beste Lezer,
Volg jij het nieuws van minuut tot minuut en wil jij koste wat het kost alles over de coronapandemie weten?
Jawel, informatie is belangrijk, maar of ik nu om het uur slechtnieuwsberichten wil horen is nog maar de vraag.
En wat is nieuws eigenlijk?
De vraag van de dag aan de experten is tot vervelens toe:
‘Hoe lang zal het nog duren?’ of ‘Hoelang moeten we onszelf nog opsluiten?’.
Het doet me denken aan kinderen die je landerig vragen ‘is het nog ver?’ op een ogenblik dat je verdwaald bent in het bos. Het is een onmogelijke vraag aangezien je er op dat moment geen zinnig antwoord op kunt geven. Zo is het ook met iedere avond diezelfde vraag van journalisten aan de experten: zij weten het ook niet.
We beseffen intussen allemaal dat het een moeilijke situatie is, we weten dat het voor sommige mensen penibeler is dan voor anderen, maar moeten we dit er iedere avond nog eens inwrijven? Is dat nieuws?
Echt nieuws zou zijn dat de media mensen duidelijk maken dat we met een nieuw fenomeen worden geconfronteerd, en dat dit ons voor nieuwe uitdagingen stelt.
Zo’n uitdaging is: leren leven met onzekerheid.
Zo’n uitdaging is: proberen te begrijpen dat niemand het op dit ogenblik echt weet. Dat is lastig maar zo is het.
Zo’n uitdaging is: de gebeurtenis over ons heen laten gaan, hoe zwaar ook; we kunnen er toch niets aan veranderen.
Zo’n uitdaging is: ervan maken wat we kunnen met de middelen en mogelijkheden die we hebben.
Zo’n uitdaging is: beseffen dat we, in tegenstelling tot wat we dachten, het leven niet altijd naar onze hand kunnen zetten.
Zo’n uitdaging is: ontdekken dat het leven niet altijd maakbaar is.
Zo’n uitdaging is: tonen welke warme initiatieven mensen nemen om elkaar te steunen.
Mochten journalisten zich hiermee bezighouden: dit stapje voor stapje duidelijk maken aan jong en oud - dat zou echt iets nieuws zijn, iets om ons aan op te trekken.
Dus nieuwslezers: als je het mij vraagt (maar je vraagt het mij niet) stop met vragen hoelang het nog duurt, je pijnigt de mensheid. We zitten onze tijd gewoon uit!
Mvg,
Frauke J.
Beste lezer,
Nu we in ons kot zitten bereiken ons allerlei boodschappen om er - figuurlijk - uit te breken. Hoe minder volk op straat hoe meer volk we op schermen zien passeren. Er wordt van alles gedaan om minstens virtueel buiten te komen.
Zo zijn het lovenswaardige avondlijk applausinitiatief en de witte lakens u wellicht niet ontgaan.
Het is nu éénmaal zo dat verschillende groepen van de bevolking deze crisis verschillend doormaken. Een groep verveelt zich stierlijk omwille van te kleine behuizing, technische werkloosheid, weinig lessen en noem maar op. Een andere groep begeeft zich elke dag, al dan niet met plezier, naar het werk. Een volgende groep werkt vanuit zijn kot.
Eén groep werkt zich zowaar te pletter om coronapatiënten en andere zieken te helpen. De ziekenhuizen liggen vol, en waar veel zieken liggen zijn er ook mensen nodig om ze te verzorgen, zowel direct aan de bedden als op de achtergrond. Daarnaast zijn er de mensen die ons voortdurend op de hoogte houden van de stand van zaken, experten die heen en weer draven tussen tv-studio’s en ziekenhuis.
‘Applaus doet deugd’, zei een verzorgende, ‘maar we hebben meer beschermend materiaal nodig’, en in dezelfde trant werden er nog wel enkele opmerkingen geopperd, zoals ‘hou u als burger strikt aan de regels’.
Intussen wordt de druk niet alleen in de ziekenhuizen opgevoerd: er is overal ongeduld, en elke avond komt er wel iemand op tv om dat te onderstrepen. Vragen zoals: ‘hoe lang denkt u nog dat het duurt?’ zijn schering en inslag. Of opmerkingen over : de leerlingen die achterstand zullen hebben, de economie die niet of bijna niet draait. De onrust en het ongeduld is groot. Uiteraard ben ik geen deskundige ter zake, en gewoon vanuit gezond verstand begrijp ik dat er wereldwijd schade wordt geleden en dat vele mensen daaronder lijden. Maar helpt het om het ongeduld aan te wakkeren, er in te koteren?
Met eindeloos geduld leggen experten opnieuw en opnieuw de toestand uit. Chapeau!
Beste lezer ik hou mijn hart vast dat dit ongeduld tot foute beslissingen kan leiden door bijvoorbeeld scholen, winkels, bedrijven te vroeg te openen - wie zal daar de gevolgen van dragen?
Inderdaad: de zorgverleners die dan opnieuw op de bres zullen moeten staan. Ik vrees dat een applaus dan niet voldoende zal zijn om hen te helpen zich blijvend recht te houden.
Mvg
Frauke J.
Beste Lezer,
In tijden van rampen worden zelfs de moeilijkste obstakels niet gemeden, zo is dat ook in pandemietijd. Gretig zijn we op zoek naar correcte informatie en neen, we schuwen het niet om de ergste rampscenario’s onder ogen te zien. Zo werd er op een avond op televisie een, naar mijn aanvoelen, serene discussie gevoerd over wat er diende te gebeuren indien er keuzes tussen patiënten moesten worden gemaakt. De kwestie van leven of dood, dus.
Dat was even slikken.
Aangezien dit voor dokters en verplegend personeel niet anders is, hadden deskundigen ter zake gewerkt aan een redelijke ethische code. In de discussie passeerden allerlei factoren de revue: de gezondheidstoestand van een coronapatiënt, de mogelijke levensverwachting, de leeftijd…. Alhoewel je dan rationeel alle begrip hebt en zelfs akkoord bent met de weloverwogen richtlijnen, toch kruipt er op zulk moment een koude rilling over je rug. De kloofjes tussen generaties worden plots, vanaf 65 jaar, dieper, en met het stijgen van de leeftijd vergroten ze nog. Ik bleef er niet te lang bij stilstaan, al sliep ik slecht de nacht nadien.
Dit weekend werd ik echter op vrij brutale wijze opnieuw geconfronteerd met dit toch wel pijnlijke onderwerp. In een krantenartikel werpt een Nederlandse psychiater/filosoof op dat we bezig zijn een zwakke en op de maatschappij wegende groep te redden ten koste van een jonge, weinig weerbare generatie…. en nog meer van dit soort informatie. Ik weet niet, lezer, of deze expert in kwestie er heeft bij stilgestaan dat net die meest zwakke, op de maatschappij wegende groep van de bevolking als kind, of misschien zelfs als baby, WO2 heeft meegemaakt. Of ze zijn net voor die oorlog geboren en hebben het schone van hun jeugd in weinig comfortabele (na)oorlogsjaren doorgebracht, en later hielpen velen van hen de economie terug op gang. Die jonge generatie van toen, nu de zwakste ouderen, werd aangemaand om zich tot en met in te zetten voor het land. Sommigen hebben amper een kindertijd of jeugd gehad, zijn vroegtijdig gaan werken omdat er armoede was, omdat ze één van hun ouders verloren hadden in die oorlog.
Die man, die uit de krant, houdt zich bezig met ‘angst’ en noemt het coronavirus ‘geniaal’.
Je zou verwachten dat een filosoof/psychiater zich wat meer zou bezinnen vooraleer hij er van alles uitflapt.
Daarenboven springt hij lichtzinnig om met deze epidemie, waar nog bijzonder weinig over geweten is. Het is niet omdat je iets over angst weet dat je ook de viroloog moet uithangen. Het is niet omdat je iets over angst weet dat je de econoom moet spelen. Er is al herhaaldelijk gezegd dat niemand er zeker van kan zijn dat hij of zij niet ziek wordt en dat er ook jongere mensen aan sterven.
Neen lezer, ik wil mijn hoofd niet in het zand steken voor alle problemen die deze pandemie met zich meebrengt, niet de economische en zelfs niet de pijnlijke zoals keuzes maken. En dat we als burgers de nodige verantwoordelijkheid moeten dragen, jong zowel als oud, daar ben ik vast van overtuigd.
Toch wil ik pleiten voor begrip en niet uit je nek kletsen, en al zeker niet als je deskundige bent.
Weg met de ‘glazenbolrethoriek’!
Ik pleit voor respect, voor het niet uiteen spelen van generaties, en vooral: voor verantwoordelijkheidszin (elk op zijn terrein), voor veel gezond verstand en ethiek wanneer het er op aankomt.
Mvg,
Frauke J.
Beste lezer,
Social distancing (sociale onthouding in het Vlaams) is een woord dat wij pas zeer recent hebben leren kennen, ik toch. We begrijpen dat je nu minstens een anderhalve meter afstand moet houden en dat handen schudden, knuffelen en omhelzen uit den boze zijn. Zo zie je maar, je bent nooit te oud om iets af te leren.
Alhoewel - deze week nog zag ik in mijn straat een groepje, jawel groepje, van vijf mensen die vlak naast elkaar kuierden. Niet iedereen heeft ‘social distancing’ al begrepen, het is tenslotte pas in ons leven. We zijn het zo gewoon naast elkaar te lopen. We zijn wel noorderlingen, maar toch houden we ervan elkaar de hand te schudden, te knuffelen en te omarmen.
Aanraken en aangeraakt worden: het is des mensen, een diepgeworteld verlangen naar warmte, zachtheid, verbonden zijn met elkaar. En ik heb het hier dan over de omhelzing van niet samenwonende geliefden, de vriendschappelijke zoen, de kus tussen (groot)ouders en (klein)kinderen, het bemoedigende schouderklopje, de aai over de bol, de warme handdruk en noem maar op. Het zijn gebruiken die wij van kindsbeen af hebben meegekregen, we betonen hiermee onze betrokkenheid. Met onze aanrakingen geven we onze warmte en een beetje van onszelf door aan anderen, en omgekeerd krijgen we dit ook terug.
Er zijn mensen die beweren dat we dat nu allemaal kwijtspelen, er zijn mensen die beweren dat smetvrees het nieuwe normaal zal zijn. Er zijn mensen die beweren dat ganse culturen deze social distancing hanteren vanuit ziektevrees.
Ik vraag me af in welke glazen bol die al dan niet zelfverklaarde experten kijken. Zijn zij de waarzeggers van de 21ste eeuw en gaan we nu bepaalde cultuurverschillen meteen ook koppelen aan een nieuw ziekteverschijnsel? Gaan we deze moeilijke tijd waarin, noodgedwongen, een nieuw fenomeen zoals ‘social distancing’ de kop opsteekt, bestempelen als het nieuwe normaal van de toekomst? Gaan we nu beweren dat wij onze nood aan aanraken en aangeraakt worden meteen kwijtspelen?
Beste lezer, jij noch ik noch al die zelfverklaarde experten weten het, de tijd zal het wel uitwijzen.
Eén ding is wel duidelijk: in onzekere tijden steken de raarste voorspellingen de kop op. Ik pleit ervoor om met een warm hart het hoofd koel te houden, en wat morgen is, dat zien we dan wel weer.
Mvg,
Frauke J.
Beste lezer,
Er is ons gezegd: ‘mix de generaties niet’ wanneer een onbekend virus rondwaart in de wereld. Het is wellicht een slimme maatregel om de meest vatbaren, de ouderen, te beschermen.
Zodoende wandel ik in mijn ééntje wat rond in bijna verlaten straten. Bijna, zeg ik, want daarnet passeerde mij een gehaaste jonge vrouw met kinderkoets, ze stak de straat over.
Hoe lang zullen de generaties zich niet mixen? Weken? Maanden?
Ik mijmer maar wat.
En hoe zal het zijn wanneer we elkaar, (minder) oud en jong, terugzien?
Zullen we elkaar, nu we het na al die tijd gewoon zijn, begroeten met een lacherig ‘elleboogje’ of een speels voetje? Zullen de kleinsten hun grootouders nog wel herkennen? Misschien vraagt de baby, intussen enkele maanden oud, zich verschrikt af: ‘wie is die vreemde vrouw of man die kirrend ‘toedelie’ met mij wil spelen?’. En zullen wij die baby in onze armen durven nemen of ons intussen in stilte afvragen ‘oei, wie besmet hier wie?’.
Kleuters en andere schoolgaanden die de wekelijkse opvangroutine door oma en opa nu doorbroken zien en alle aandacht krijgen van hun ouders (velen toch): vinden zij de weg terug naar de grootouders?
Onlangs hoorde ik enkele oudere dames zeggen: ‘nu zal men eens voelen van welke betekenis wij ouderen nog zijn’, maar daarop antwoordde iemand: ‘het omgekeerde kan ook, de ouders stellen misschien vast dat zij het ook wel zonder ons aankunnen.’
Tja, dat zijn twee waarheden, maar dat zou ervoor zorgen dat de generatiekloof groter wordt.
Neen, lezer, toch geloof ik dat niet. Ik weet niet of we elkaar, over leeftijden heen, straks onstuimig in de armen vallen. Ik weet niet of we twee keer zullen nadenken bij het knuffelen van een snottebellenkindje, maar ik geloof er rotsvast in dat vroeg of laat (realistisch bekeken eerder laat) de generaties elkaar weer knuffelen en omhelzen.
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
Vandaag richt ik me speciaal tot de oudere lezers onder ons die zonder bezoek en afgesneden van de kleinkinderen en andere mensen hun dagen doorbrengen.
Er worden veel stevige maatregelen getroffen om lijf en leden gezond te houden en dat is een goede zaak. We weten het intussen: handen wassen, niet in groep samenkomen en vooral ‘afstand houden’. Iemand eens goed vastpakken, een knuffel geven zit er voorlopig niet in. Het is wennen, maar ik merk dat mensen meer en meer met een boog om elkaar heen lopen. Tenminste voor zover ik hier nog mensen zie, want intussen zit de schrik er goed in: op straat is alleen een kat te zien. Het is nu een kwestie van volhouden, want wellicht zijn we nog een tijd zoet vooraleer het leven opnieuw druk druk druk wordt.
Wel vraag ik mij af: hoe zit het met uw geestelijk welzijn? Hoe komt u uw dagen door, oudere lezer, nu u niet voor uw kleinkinderen kan zorgen, niet naar het verjaarspartijtje van hen kunt, en film, concert, quiz of kaartavond uit den boze zijn. Zelfs een avond met meer dan één vriend of vriendin (en dan nog liefst telkens dezelfde) zit er voorlopig niet in, kortom: alles lijkt afgeschaft.
Ook voor mij, die graag wat aan mijn deur sta en rondkijk, is het wennen.
Maar in vergelijking met de mensen die elke dag in het heetst van de strijd tegen het virus staan is het naleven van deze maatregelen peanuts. (Akkoord ik heb geen schare kleintjes rond mij en kan nog buiten)
Wat mij echter opvalt: er is niet veel te zien, en net doordat er niet veel te zien is valt datgene wat ik zie des te meer op. Er is bijvoorbeeld een roodborstje dat elke dag op dezelfde boom zit te kwieten. Meer nog het blijft altijd in mijn buurt alsof het gezelschap zoekt nu het hier zo stil is. Het is niet alleen omdat het lente is dat ik de vogels beter hoor en zie, maar ook omdat het kalm is en het weinige wat er is wordt precies meer zichtbaar.
Hoe zeggen ze dat ook alweer: ‘Less is more’. De planten in het parkje in mijn straat zie ik met de dag sneller groeien. En is het zo of ben ik er zelf gevoeliger voor, maar de weinige mensen die langs komen zijn voorzichtig vriendelijk. Het voelt aan als samenhorigheid, iets als ‘we zitten in dezelfde miserie en we moeten er nu éénmaal door’.
Dus, beste lezer: we proberen er het beste van te maken.
Hou je haaks!
Frauke J.
Beste Lezer,
Het leven valt stil, wordt gezegd, en toch is dat niet helemaal waar.
Vanmorgen stond hier plots een postbode aan de deur, en daar mijn keukenraam openstond overhandigde hij de post via het raam. ‘Zo is het veilig’, zei hij en weg was hij.
In de late voormiddag werd het vuilnis opgehaald, even later belde een lieve boodschapster aan, zette zakken vol etenswaren neer en weg was ze.
Het nieuws wordt ons elk uur gemeld. Radio- en tv-presentatoren zijn op post.
Onderwijzend personeel geeft online opdrachten en/of les. Elke dag zijn er mensen op de been in voedingswinkels en grootwarenhuizen om de voorraad aan te vullen.
Iets verder worden grote werken in een tuin uitgevoerd, en nog iets verder klinken, nog altijd, geluiden van machines op een werf.
Politiemensen surveilleren op straat, park- en boswachters op hun terrein, bus- en treinbestuurders zijn op post.
Vrijwilligers doen hun best om hier en daar een handje te helpen.
Politici en zorgverleners, ethische filosofen, virologen, apothekers: elk op hun manier zijn ze bezig met het bestrijden van de corona- crisis.
Vanuit mijn schuilhok heb ik bewondering voor elk van jullie. Dat jullie, zij het met een bang hart, dagelijks de handen uit de mouwen steken en de samenleving, waar het kan, draaiende houden. Meer nog: er zijn mensen die pogen om hier en daar wat humor te brengen in dit bizarre bestaan. Creatieve ideeën komische acts, elk doet wat hij kan om het leven een ietsje luchtiger te maken.
Vanop mijn bescheiden plekje kan ik me alleen maar aansluiten bij een woordelijk applaus voor u allen die op post bent.
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
Geef toe, het leven is anders en beslist niet makkelijker wanneer u noodgedwongen thuis zit. Ik stel me zo voor hoe het er bij u aan toe gaat.
U, lezer, die thuis zit met kleine of grotere kinderen: u hebt wellicht de handen vol. De kinderen moeten aan het werk gezet worden vooraleer u zelf aan het telewerk kunt beginnen. Uw jeugdige spruiten hebben af en toe een pauze nodig, maar wild over de speelplaats rennen zit er niet in. Daar moet u dus ook nog iets op verzinnen.
U, lezer, die in een tehuis of ziekenhuis verblijft en naast de zorgen om uw gezondheid, de pijn die u lijdt, ook nog geliefden en vrienden moet missen – die zelfs deze brief wellicht niet kunt lezen.
U, lezer, die thuis alleen bent met een geschrapte lijst van dingen-te- doen. Hoe de tijd zinvol invullen is de vraag. Hoe zal u die dagen doorkomen zonder de gewone verplichtingen en vertier?
U, student, die op u kot zit en hier en daar een online les volgt: hoe zal u de rest van de tijd nuttig en zinvol doorbrengen?
Jullie kleine en grote kinderen die normaal gezien jullie dagen op de schoolbanken doorbrengen: hoe zullen jullie met het thuisonderwijs omgaan, en zal er genoeg bewegingsruimte zijn om al jullie energie kwijt te raken?
U, lezer die met allerlei psychische, fysieke of materiële moeilijkheden kampt: kunt u het nog allemaal overzien?
U, oudere man en/ of vrouw die thuis, afgesneden van uw ruimere familie, de dagen moet doorkomen: kunt u alle hindernissen nemen?
En hier hoe zit het bij mij, hoe zal ik vanuit mijn schuilplek door de dagen komen? Het lijkt me niet aangewezen om veel aan mijn deur te staan. Het voelt vreemd dat ik werkeloos moet toezien, weinig kan doen, terwijl er mensen zijn die hun leven wagen om andere levens te redden of van voedsel, brieven en kranten te voorzien.
Maar wat kan ik doen vanuit mijn kleine bescheiden plaats, vraag ik me af, en wat is dan solidair zijn?
Misschien kan ik beginnen met de situatie zoals ze nu is te aanvaarden, hoe moeilijk en angstaanjagend ook. Het ongemak verdragen en het motto van goede vrienden in ere houden: ’het is wat het is’. Ik doe een poging om te kijken naar het glas dat nog een beetje vol is.
Misschien kan ik alle uitgestelde klussen doen, denk ik dan, het zijn er tenslotte heel wat.
Misschien kan ik me zo organiseren dat ik iedereen die het nodig acht een riem onder het hart kan steken (telefonisch of briefgewijs).
Misschien kan ik iets nieuws leren, zoals mijn telefoon en computer beter leren gebruiken.
Misschien kan ik mijn talenten zo goed mogelijk inzetten ten voordele van iedereen: helaas ben ik geen naaister, anders maakte ik mondmaskers, helaas ben ik oud, anders deed ik boodschappen voor anderen, helaas kan ik geen muziek maken, anders speelde ik elke avond een nummer voor mijn omgeving.
Misschien kan ik, vanuit mijn schuilplek, gewoon doen wat ik wel kan: u online brieven schrijven (en proberen ze zo vrolijk mogelijk te houden). Of misschien kan ik u onlineverhalen vertellen voor het geval u niets meer te lezen hebt.
Bij leven en welzijn leest u me nog.
Mvg,
Frauke J.
Help je zelf dan help ik u
Beste lezer,
Laatst nam ik nog eens de trein want ‘de trein is altijd een beetje reizen’.
Ik dacht even snel aan te schuiven bij het enige loket dat open was. Aan het begin van de wachtrij stond echter een mevrouw die de wachtenden voorsorteerde: de complexe vragen waren voor het loket en wie gewoon een ticket nodig had werd naar de automaten verwezen.
U weet intussen, lezer, dat ik niet goed ben in automaten. Er waren er drie: één was buiten werking, bij een ander stonden twee mensen dus bleef er nog één over voor mij. In mijn haast had ik een verkeerde knop ingedrukt; wellicht lag het drama op mijn gezicht te lezen want een gedienstige beambte kwam naar mij toe. ‘Kan ik u helpen, mevrouw?’ Ik vertelde haar over de verkeerde knop en snel leerde ze mij hoe ik het juist moest doen. Bovendien was er nog een complicatie bijgekomen: er was ook een nieuw bancontact toegevoegd, ééntje dat sneller zou werken mits je er uiteraard de werking van kende. Ook al geen spek voor mijn bek dus. Ik was verheugd over de helpende NMBS-mevrouw en sprak haar mijn dank uit. ‘Eindelijk een organisatie die voor automatisering kiest en dat ook haar klanten wil leren’, zei ik. Maar na alle lof vroeg ik de dienstbare informatiebeambte voorzichtigjes of dat ene geopende loket tegelijk ook een besparingsmaatregel was. Diplomatisch antwoordde ze dat de NMBS wil automatiseren en dus wil inzetten op minder loketpersoneel en meer personeel dat mensen leert hoe de automaten te hanteren. ‘Ja, maar is dit dat eigenlijk geen besparingsmaatregel?’, probeerde ik opnieuw. ‘Want wanneer iedereen het kan valt die functie toch weg?’
De dienstbare dame aarzelde maar zei dapper: ‘Ja, eigenlijk wel, maar we moeten mee met onze tijd’. Ze lachte vriendelijk. Ik bedankte haar voor de service en bedacht dat deze vrouw over een jaar wellicht werkloos zou zijn. Het was nog niet tot haar doorgedrongen, of misschien wel, maar dan in een boze droom.
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
In mijn vorige brief vertelde ik u dat ik op zoek ben naar een zelfhulpgroep voor digibeten. Doet u mee?
Bij mij begint het al met het paswoord. Op zoveel plaatsen vragen ze om in te loggen en er zijn evenzovele paswoorden. Maar hoe onthou ik in godsnaam al die paswoorden en waar stockeer ik ze opdat ik ze niet vergeet? In plaats van een geheim dagboek kan je tegenwoordig beter een geheim paswoordenboek bijhouden. Je mag er niet aan denken dat je geheugen het laat afweten, dan ben je ook afgesloten van een heleboel informatie, je geldzaken en noem maar op…
Voor sommigen is het eenvoudig ze zeggen: ‘gebruik toch overal hetzelfde paswoord’. Maar wat als dit paswoord gekend is? Dan ligt meteen je hele privé op straat. Of: ‘ plaats al die paswoorden op je computer’. En wat als je het paswoord van je computer niet meer kent, of er loopt iets mis met je computer? Dan zijn al je toegangswegen afgesneden. Waarom zijn er op TV geen lessenreeksen over de gevolgen van digitalisering? Of moet je dat ook al online volgen?
Alles verandert razendsnel en iedereen veronderstelt dat je daar ook meteen mee weg bent. Ik heb alvast een onderwerp voor die lessen: hoe maak ik goede paswoorden, hoe kan ik ze onthouden en waar bewaar ik ze. En dat is nog maar les 1, ik kan ernog wel wat bedenken.
Wedden dat zo een programma veel kijkers zal trekken? Of maken we toch een digibeten zelfhulpclub. Wat denkt u?
Mvg
Frauke J.
Beste Lezer,
Ik zoek een zelfhulpgroep voor digibeten. Is dit fenomeen u bekend, of hebt u graag een woordje uitleg?
Onlangs wou ik me inschrijven voor een activiteit, en dit had nogal wat voeten in de aarde.
Vroeger belde ik deze vereniging en voilà: ik was ingeschreven. Betalen kon ter plekke.
Nu verwachten ze dat je je inschrijft via de computer. Dan begint het spel.
Eerst vragen ze je om in te loggen. Dat woordje ben ik intussen al gewoon, maar dan is er dat paswoord. Wat zal ik vandaag eens verzinnen, vroeg ik mij af. Het was op een maandag en ik verzon maar ter plekke ‘blauwe maandag’. Alles had ik ingevuld, van adresgegevens tot geboortedatum, en aan het eind van het verhaal verscheen een rode kring rond mijn paswoord: er moesten ook cijfers in staan en hoofletters. Ik moest al even nadenken welk paswoord ik verzonnen had (dat beloofde voor de volgende keer dat ik moest inloggen!) en aangezien het bij het begin van een nieuw jaar was zette ik er 2020 achter. BlaUweMaanDag2020 leek me wel wat te hebben.
Alles dus netjes ingevuld, maar toen ik op ‘bevestigen’ klikte bleek er iets mis te zijn met de website, dus alles weg. Een dag later probeerde ik het opnieuw maar ach en wee: hoe zat het ook weer met mijn paswoord en waar had ik nu precies een hoofdletter en waar een kleine letter gebruikt? Kortom: ik ben nog een uur zoet geweest om alles in orde te krijgen en weer liep alles mis en zou ik opnieuw moeten inloggen met een nieuw paswoord. Mijn geduld was danig beproefd toen ik ook geen gehoor kreeg op het secretariaat van die organisatie. Uiteindelijk kreeg ik dan toch iemand aan de lijn en na mijn uitbarsting vol frustratie kon ik toch nog via de telefoon inschrijven.
Digitaliseren: het lijkt vooruitgang en efficiënt maar niet voor iedereen.
Mvg,
Frauke Jemand
Beste lezer,
Wellicht ben ik slecht geplaatst om u daarover te schrijven, maar toch: ik blijf me verbazen over het kleine denkraam van onze beleidsmensen. ‘Zoveel mogelijk mensen aan het werk krijgen’ is het devies, en tegelijk is het ziekte- verzuim groter dan ooit.
Sommige dertigplussers zijn al uitgeblust nog voor ze goed en wel begonnen zijn. Wat is er aan de hand met onze manier van werken, vraag ik me af.
Ik hou het wat in het oog en het lijkt me allemaal veel voor de werkende mens. Soms sta ik al vroeg in de morgen aan mijn deur om een frisse neus te halen en om de straat te zien leeglopen. Het begint vanaf 7 uur: er haast zich al wat volk naar de trein. De piek is rond 8u en om 9u gaan de laatsten de deur uit. Rond 16u loopt de straat weer vol, eerst de schoolkinderen en niet te vergeten de grootouders met kleinkinderen, dan volgen de ouders. De piek zit tussen 17u en 18u, maar het blijft nog even duren, dat heen en weer gaan. Ik vraag me af hoe mensen het klaarspelen om 7 à 8 uur te werken, kinderen ’s ochtends naar de crèche of school te brengen en ’s avonds naar één of andere vrijetijdsactiviteit. Zelf nog vrienden te zien, me-time te hebben, de k’s (keuken, kuis en kinderen) in ere te houden (van die andere k(erk) spreken we al niet meer). Er is meestal ook een relatie die aandacht vraagt en niet te vergeten: het online zijn.
Hoe krijgen ze het voor mekaar, denk ik dan. Soms kan ik aan de voorbijdravende gezichten zien dat ze het niet voor mekaar krijgen. Ze rennen en hollen tot ze plots opgebrand zijn en noodgedwongen stilstaan.
‘Iedereen aan het werk’: dat is mooi gezegd, maar zou ‘We organiseren werk en leven zodanig dat iedereen aan het werk blijft’ niet beter zijn?
Of nog: ‘Haast je langzaam’
Mvg,
Frauke J.
Beste lezer,
Het mag dan al februari zijn, toch slepen we nog enkele oude zeren uit 2019 met ons mee. Zo is er één waar ik een lans voor wil breken.
Eind vorig jaar werd er door poetsvrouwen en -mannen een schuchtere poging tot protest ondernomen. Ze eisten opslag van hun lage loon, dat zou meteen ook hun pensioen ten goede komen. Het was een kleine, bescheiden actie waarvan ik dacht dat ze alweer in de vergeetput zat.
Eerst kregen de actievoerders een ‘njet’: de opslag was zogezegd niet mogelijk. Wel werd hier en daar in de kranten gepleit voor meer respect voor de dames en heren die onze huizen poetsen, en er werd gepleit om niet langer over kuisvrouw maar over poetshulp te spreken. Wat is een naam, vroeg ik me hoofdschuddend af toen ik dat las. Indien u het mij vraagt: een andere titel is niet meer dan een doekje voor het bloeden. Het beroep van poetshulp is, naar mijn bescheiden mening, zowel zwaar als ondergewaardeerd.
Ik daag u uit, lezer, om in vier uur tijd in uw huis hetzelfde klaar te spelen als uw poetshulp. Bedenk daarbij dat deze heer of dame in kwestie dit niet enkel een voormiddag bij u thuis doet: in de namiddag volgen er nog vier uur en zo gaat dit door, vijf dagen in de week. Je zou het van minder in je rug, knieën, schouders krijgen (wat dokters en kinesitherapeuten trouwens beamen).
Beslist is er her en der wel waardering voor het gedane werk. Op sommige plaatsen echter liggen lange to-do lijsten klaar, is er geen sprake van ‘dankjewel’ of zijn de omstandigheden waarin dient gepoetst onaangenaam.
En of je dit werk nu twee, tien of twintig jaar doet, je krijgt geen extra’s, bonus noch vakantie noch rimpeldagen, en bijscholing of een personeelsuitstap is eerder uitzondering dan regel.
En toch is er een klein lichtje aan het eind van de tunnel in 2020. Dit jaar staat dan uiteindelijk toch een kleine loonsverhoging in de startblokken, het nieuws is vers van de pers terwijl ik u deze brief schrijf, en het is een begin. Maar ook aan respect voor het beroep kan nog veel gebeuren. Wat meer waardering van iedereen en geen overladen opdrachten helpen om het vol te houden.
Wat de loonsverhoging betreft dacht ik nog aan een andere oplossing. Waarom dienstencheques niet afhankelijk maken van het inkomen? Wie veel verdient betaalt meer voor poetshulp en wie een laag loon heeft minder. Misschien krijgen de poetshulpen dan een echte loonsverhoging.
Wat mij betreft is het zo gepiept – de spons erover!
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
Onlangs las ik in de krant dat China niet langer vasthoudt aan de eenkindpolitiek. M.a.w. er zijn te veel oude mensen en te weinig krachtige jongeren die kunnen werken. Er moet dus dringend aan geboorte uitbreiding gedaan worden i.p.v. aan -beperking. Beste lezer is dit bericht u, tussen de vele Chinese gezondheidsbulletins door, ontgaan? Ik hoop dat dit voor onze politici niet zo is.
Misschien kunnen wij iets leren van onze Chinese medemens.
Niet dat het er hier zo drastisch aan toe gaat, maar toch: echt bemoedigend is het ook hier niet om kinderen te verwekken laat staan ze te baren. In enkele weken tijd vielen verschillende nieuwsberichten uit de lucht die niet echt kindvriendelijk te noemen zijn. Eerst was er het voorstel om de termijn waarop men abortus kan plegen langer te maken. Vervolgens kwam er het bericht dat een x-aantal kraamklinieken in aanmerking komt voor sluiting. Rekening houdend met de aanmoediging om het openbaar vervoer meer te gebruiken behoort een bevalling op de trein binnenkort tot de mogelijkheden. Hopen maar dat er dan geen treinstaking is én dat er een vroedvrouw aan boord is. En recent las ik dat ook thuisblijfmoeders en -vaders aangemoedigd zullen worden om uit werken te gaan. Er werd niet bij vermeld of er ook extra geïnvesteerd zal worden in crèches, flexibele crèches, flexibele grootouders en andere vrijwilligers. En over het belang van het opvoeden van kinderen werd in diezelfde krant al helemaal niets vermeld. Het lijkt wel alsof kinderen in huis hebben gelijk staat aan het houden van een kanarie. Je voedert hem ’s morgens en ’s avonds en heeft hem wat licht en een beetje aandacht. Voor de rest van de dag een doek over de kooi en je kunt rustig aan het werk.
Neen lezer het is hier China niet, je mag nog altijd zelf kiezen hoeveel kinderen je krijgt. Hier pakken we het met zachte hand aan, al zijn die maatregelen niet echt bevorderend om een gezin te stichten. Ik kan me voorstellen dat ouders hier op een bepaald ogenblik zelf de éénkindregel gaan toepassen. En dan? Wat binnen twintig jaar?
Indien men het mij zou vragen - maar niemand vraagt mij iets….
Mvg
Frauke J.
Beste Lezer,
Hier zijn we dan weer, het heeft even moeite gekost om uit de duistere dagen tevoorschijn te komen. Ik wou u eigenlijk over iets anders schrijven maar dringende zaken eerst.
Het jaar is warm begonnen, zij het niet echt aangenaam warm. Alhoewel we hier in België amper vriestemperaturen bereikten was het op andere plaatsen warm tot zeer warm, nat tot zeer nat.
Grote delen van Australië stonden, tot voor kort, zelfs in brand. En ik heb het hier niet over het Nieuwjaarsvuurwerk. Wanneer je de beelden zag op de TV dan zag je rampzalige toestanden. Hele bossen waren aan het branden, kadavers van dieren her en der, mensen die hun huizen moesten verlaten, een heel dorp afgesloten. Wat een ellende om een jaar te beginnen. Te bedenken dat een gebied drie keer zo groot als België in de vlammen is opgegaan.
Op TV brengen ze het nieuws in het heetst van de strijd maar zelf vraag ik me af hoe het daar verder moet. Wat met de mensen die hun huizen kwijt zijn? Wat zijn de gevolgen voor de longen van volwassenen en kinderen die dagen lang brandlucht inademden? Hoe moet het verder met het wild, de prachtige natuur? En wat met Australië in de toekomst? Heter en heter? En neen, het helpt niet de toeristen aan te moedigen om vooral te blijven komen omdat het land veilig en mooi is. Ramptoerisme is nu niet de meest interessante manier van reizen.
Of behoor jij, lezer, ook tot diegenen die geloven dat het allemaal zo een vaart niet zal lopen? Ik ben verre van een wetenschapper maar zie wat ik zie: meer overstromingen in Venetië, onlangs nog noodweer in grote delen van Italië, grote bosbranden in Australië, noodweer in Spanje, Frankrijk en dat midden in de winter…
Ik hoor wat ik hoor: in eigen land meer wind dan sneeuwvlagen, de weerman die af en toe zijn bekommernis uitspreekt om over de klimaatrapporten nog maar te zwijgen.
Wanneer gaan alle ogen open gaan - of blijven we het overlaten aan dat moedige 17-jarige meisje om te proberen ze te openen?
Mvg
Frauke J.
Beste Lezer,
Vandaag schrijf ik u mijn vijftigste brief, dat kan tellen.
Eerst en niet in het minst, lezer, wil ik u bedanken om mijn brieven te lezen en te blijven lezen. Dat ik mijn mening mag uiten, al is ze van weinig tel in de grote wereld, is belangrijk voor mij. Stiekem hoop ik dat u af en toe ook wat herkenning vindt in mijn woorden, al verwacht ik niet dat mijn mening ook uw mening is.
Vijftig brieven aan u, lezer: dat is een mooi getal, misschien tijd om er mee op te houden? Het einde van een jaar is een gelegenheid bij uitstek om die streep te trekken. Ja lezer, daar heb ik lang over nagedacht en getwijfeld - verder doen of niet?
Maar de tijden zijn duister en er liggen nog vele hete hangijzers in het vuur. Mag je in woelige tijden je mond houden, ook al ben je van weinig tel? Ik blijf mezelf voorhouden dat een niemand ook ‘iemand’ is, dus een burger die iets te vertellen heeft. Wie zijn ‘de mensen’ anders dan vele niemanden samen?
Bovendien is mijn alfabet nog niet af, en ook: ik heb a gezegd en moet b zeggen, dus doorgaan tot het bittere einde.
Neen, we zijn nog niet klaar. Neem nu ‘De kracht van verandering’, één van de slogans van de verkiezingen, maar meer dan ooit is alles bij het oude gebleven: een land zonder volwaardige regering en met veel gekibbel.
Er rijden nog altijd te veel auto’s rond en we leven in een fase van wel willen maar nog niet echt kunnen; mensen worden gestimuleerd om te fietsen, maar er is nog veel werk aan de winkel om de situatie in Nederland of Denemarken te evenaren. Dat leidt af en toe tot hilarische maar ook pijnlijke toestanden tussen voetgangers en alle vormen van rollend verkeer.
Ons openbaar vervoer doet zijn best om vlot door het land te rijden, stokt echter af en toe en om allerlei redenen. En dan zijn we terug bij af.
Er zijn ook nog die andere problemen: in de Kerstnacht waren er meer dan 600 oproepen naar teleonthaal. Een groot deel daarvan uit eenzaamheid. Wanneer ik aan mijn deur sta en rondom mij kijk zie ik in die drukke wereld veel onzichtbare zichtbaren door de straten dolen. Er zijn warme weken en warme mensen, desondanks hadden veel nieuwkomers zich het onthaal in ons welvarend landje anders voorgesteld.
Toch is het niet al kommer en kwel, lezer, want er zijn ook veel mensen die dag in dag uit hun best doen om deze planeet leefbaar te houden, niet in het minst de jongeren.
Beste lezer, ik ga u voorlopig blijven schrijven, in de hoop dat u, die mij regelmatig leest, een stille bondgenoot blijft.
Bij deze wens ik u een zalig en gelukkig nieuw jaar.
Mvg.
Frauke Jemand
PS: De foto’s bij mijn brieven maak ik niet zelf. Ene Herman Baert trekt er af en toe op uit om het dagelijks gebeuren rondom ons treffend in beeld te brengen..
Beste lezer,
Halfweg 2020 kom je wellicht niet meer de bus in met je geldbeugel in de hand. Je wordt verondersteld vooraf het nodige gedaan te hebben om aan een ticket te komen. Geen nood hoor, lezer: er zijn mogelijkheden zat.
Je kunt een app downloaden, een sms sturen naar één of andere code, je kunt een betaalautomaat opzoeken, een dagkaart, een maandkaart kopen. Meer nog: je kunt ook op diverse locaties je ticket kopen.
De buschauffeur komt er niet meer aan te pas, hij moet enkel nog rijden.
Moeten we deze nieuwe evolutie toejuichen? Op het eerste gezicht niks aan de hand, ware het niet dat in de schakel van dienstverlening opnieuw de mens wordt uitgeschakeld. Al te gemakkelijk veronderstellen we dat iedereen over een smartphone beschikt, vlotjes een app kan installeren of aan het sms’en slaat, terwijl er toch een grote groep is die daar weinig kaas van gegeten heeft en die zich net met dit soort openbaar vervoer verplaatst.
Is het dan niet belangrijk om goed voor deze klanten te zorgen zodat ze niet weg blijven (thuisblijven in dit geval)?
Wat zou klantvriendelijkheid in dit geval kunnen zijn?
Net zoals je in een vliegtuig een kleine demonstratie krijgt over het gebruik van je reddingsvest, zou men aan de halte of in de bus korte lesinstructies kunnen geven over het installeren van een app (of hoe het ding ook heten mag). Op zichtbare plaatsen de letters aanbrengen die je moet intoetsen voor het verkrijgen van een sms ticket. Je zou wegwijzers kunnen plaatsen naar de winkels waar je een busticket kan kopen. Zeer gebruiksvriendelijke automaten met duidelijke instructieborden kunnen ook handig zijn. En extra veel korting op smartphones voor de goede klanten van het openbaar vervoer (waarom geen smartphone als nieuwjaarsgeschenk?).
In sommige ziekenhuizen zijn er lovenswaardige pogingen om mensen met alle digitale veranderingen vertrouwd te maken, o.a. door te investeren in het geven van informatie door echte mensen. En na een tijd zou je dan kunnen overschakelen naar een helpdesk die bemenst is en die je helpt in nood.
Wat denkt u, lezer?
Mvg
Frauke Jemand