Beste Lezer,

 Deze brief schrijf ik je niet vanuit mijn eigen straat maar vanuit een geheel andere plek, daar waar de straten een kleur hebben en gerelateerd zijn aan ziektedomeinen of functiemetingen.

Het ziekenhuis: een stad op zich.

Ik heb me geïnstalleerd buiten de drukke wachtruimte, dicht bij een rond punt dat de groene straat met de rode, de oranje en de paarse verbindt. Een kruispunt van straten dus, waar witjassen en groene marsmensen af en aan lopen. Sommigen haasten zich naar een andere straat, één of ander toestel met zich meesleurend. Anderen kuieren, blijkbaar in pauzemodus, al dan niet met een bekertje of versnapering in de hand. Jongens en meisjes in witblauwe pakjes duwen rolstoelen en bedden voor zich uit, daarin zitten of liggen halfwakkere mensen ietwat verdwaasd voor zich uit te staren.

Foto: H.Baert

Het is een komen en gaan, een ware verkeersdrukte.

Voor zover ik kan zien bevind ik me in een kelderverdieping, één van de onderaardse gangen waar ontwaakruimtes afwisselen met consultatie-eilanden. Aangezien ik vlak aan de bocht zit heb ik een goed zicht op de verkeersdrukte. Je hoort het rollend vervoer al van verre toesnellen en soms in meerdere gangen tegeljjk. Het mag een wonder heten dat hier geen-aanrijdingen gebeuren!

Ik voel de neiging verkeersagente te spelen, maar gesandwiched worden tussen twee bedden lijkt me nu ook niet aantrekkelijk. Eén keer is het alle hens aan dek, wanneer een ploegje geelrode hulpverleners de gangen doorstoomt met een trolley waar één of ander toestel op staat en iemand iets over hartbewaking lispelt.

Nu er toch werken in dit ziekenhuis aan de gang zijn bedenk ik dat stoplichten hier misschien een optie zijn: een rondpunt zoals in het regulier verkeer is wellicht ook een mogelijkheid? Ik mijmer maar wat, want ik ben allesbehalve een verkeersdeskundige of expert terzake.

Maar bij dit mijmeren doemen plots andere beelden, van andere ziekenhuizen, op waar gehavenden met verschrikte gezichten bijeengepakt zitten. Gisteren nog zag ik op televisie niet langer een kapotgeschoten ziekenhuis waar patiënten in allerijl naar buiten gerold worden maar ’bij gebrek daaraan’ een erg sober veldhospitaaltje tussen het puin. De doden lagen als mummies op een plastic zeil omringd door hun rouwende geliefden.

En laatst zag ik een documentaire over mensen die wekelijks in lange rijen aanschuiven om in het naburige dorp toch maar door een dokter geholpen te worden.

Nu ik al deze beelden in één lange film voor bij zie glijden, met als achtergrondgeluid het rollend materiaal van dit comfortabele ziekenhuis, lijkt een stoplicht of een rond punt plots een luxeprobleem. Het lijden van patiënten die het vege lijf moeten zien te redden tussen kapotgeschoten gebouwen, die hun doden moeten begraven in onterende omstandigheden: het komt plots schrijnend dichtbij.

 Mvg

 Frauke J.

 

Comment