Brief aan Rainer Maria Rilke (1)                                    Leuven, donderdag 25 januari, 2018

 

Geachte Heer Rilke,

Een brievencorrespondentie met u inspireert me tot nadenken over poëzie en dichterschap in uw tijd en de mijne.

U weet na al die jaren jong en oud nog altijd te ontroeren. De tijd lijkt op u geen greep te hebben. Het is alsof uw werk doordrongen is van een mysterie dat ons meevoert naar een niemandsland waar we ons niet langer vasthouden aan dagdagelijkse gewoontes. U verlaat de routines, de zekerheden,van elke dag  en uw poëzie voert ons naar onbekende gebieden. Dat voelt wat onveilig aan en toch vertrouw ik op uw woord.

Aan de jonge dichter geeft u de raad:

..beschrijf uw verdriet en uw verlangen, uw vluchtige gedachten en het geloof in schoonheid- beschrijf dit alles met een innige, stille en deemoedige oprechtheid, en gebruik om u uit te drukken de dingen uit uw omgeving, de beelden uit uw dromen en herinnering.…uw eenzaamheid zal toenemen, een in schemerduister gehulde woning worden waaraan het lawaai van de ander ver voorbij gaat..’(R.M.R)

 Uw aanwijzingen tonen de bijzondere bestemming van de mens maar tegelijk ook het pijnlijke lot: wanneer de mens de uitgesleten paden durft te verlaten ervaart hij de omgeving intens maar is hij tegelijk alleen en bewust van zijn eindigheid.

 U hebt taal gevonden om het onuitsprekelijke te verwoorden of net mysterie te laten.Het is deze alleenheid die noodzakelijk is om te overleven, te creëren en werkelijk te zijn.

U zeer genegen,

c.s.

 

 

Comment