Aan Maurice Gilliams, Leuven, januari 2017

Beste Maurice,

‘In ons stilste uur en van de wereld weg’ (R.M.R) Rilkezag het als de opdracht van de dichter om zich ver van het wereldgedruis te houden.

Het is geen romantisch gewauwel maar een nuchtere vaststelling dat vandaag deze verzuchting ook nog aan de orde is.

Is en blijft het niet de opdracht van de dichter om een innerlijke dialoog te voeren in de hoop, via het woord, een andere werkelijkheid te bereiken ? Dit anders waarnemen is een traagzaam verwonderen een anders kijken naar die werkelijkheid. Het heeft met het derde oog te maken. Het is niet boven de mensheid uit tornen, soms is het net een er middenin staan. Door te vertrekken vanuit innerlijkheid en afstand is het een anders kijken naar zichzelf, de omgeving en de grote wereld.

In uw dagboeknotities schrijft u: ‘Ik wilde dat ik voortaan zwijgende verzen kon schrijven en hun zwijgen ware voor mij zo obsedant om horen als het gonzen van het bloed in mijn slapen.’ (M.G.) Wanneer het gedicht niet van binnenuit geboren wordt heeft het geen ziel. U zegt dat uw werk niet buiten de ziel om kan bestaan. Een woord, een zin dringt zich op roert en keert soms maanden. Na een tijd schuiven meer en meer woorden zich tot zinnen. Slechts langzaam komt het zich binnenin gevormde naar buiten. Prutsen noem ik het heen en weer schuifelen en schaven aan woordmateriaal. Snelheid en haast maken plaats voor een ambachtelijk traagzaam werk. De lettertekens worden uit ‘iets’ geboren.

Of in uw woorden ‘ …wij lopen zoekende rond. Wij lopen…een schim zoekende in onszelf op zoek naar het verlangen een evenwicht te herstellen. Op zoek naar het verlangen geheel te zijn.

Is het niet de diepste betrachting van elke mens te verlangen naar ‘geheel zijn’ , te verlangen naar volledigheid ? Vandaag vertalen we dat als op zoek zijn naar ‘Geluk’. Dat geheel zijn is zo alles omvattend en tegelijk zo ongrijpbaar zo ‘vol’ en ‘ledig’, dat maakt het in onze ogen juist zo ver weg.

Gemakkelijk vallen wij uiteen in de versnipperde bezigheden van de dag en de verlokking van een aanbod aan dichtbije dingen te doen. Wij houden ons onledig in afwachting van het vinden van vervulling.

Wie is de dichter dan?

Het is een vraag die ons ook vandaag nog bezig houdt. Ik droom en hoop dat de dichter de tijd kan doorstaan, dat de dichter elke trend en hype kan doorstaan. Het dichten istijdloos het overstijgt het dagdagelijkse ,het hier en nu.

U ziet de dichter niet als een vluchter in het dagdagelijkse maar ook niet als een uitvinder van dromen. U ziet hem eerder als iemand die bezig is met zelfinkeer dit als reactie op de onvoltooidheid van de buitenwereld.

Ik begrijp dat deze zelfinkeer met de ziel te maken heeft. Wat niet wil zeggen dat het lichaam geen rol speelt.

Het zoeken naar geheelheid blijft voor mij een zeer fascinerende opdracht voor de dichter, elke mens, de moeitewaard om na te streven.

Volgens u is de opdracht van de dichter niet benijdenswaardig. Ik citeer u:

‘op de innerlijke reis belandt de dichter beurtelings in duistere krochten en dan weer is er die bijzondere stralingwanneer je vanuit het duister weer in het licht komt. Het tragische en het zalige dat ons beurtelings verlamt en dan weer voortstuwt met een grote passie. Terugkerend vanuit de innerlijke verstilling kunnen wij er niet onderuit iets van onze reis te vertellen.’ (M.G. )

Net zoals het moeilijk is voor een reiziger om in zijn reisverhaal verder te gaan dan de uiterlijke feiten is het voor de dichter moeilijk om iets van de gloed uit de innerlijke reis over te brengen. Het is moeilijk om het woord geen egotrip te laten zijn maar een toonaard te vinden waardoor mensen zich geraakt voelen door dit woord.

Hoe kouder de plek waarop deze innerlijke gloed terecht komt, hoe minder kans dat we er ons aan warmen of een beetje verbranden.

Warme groeten,
Chantal Sap

 

Comment