Comment

Fraukebrief 136: Terug van (niet) weggeweest: taal en teken

Beste Lezer,

 

Het is een tijd geleden dat ik je heb geschreven. Sorry daarvoor maar ik was iet of wat vertwijfeld.

Of liever: ik begon mij af te vragen of dit schrijven nog wel zinvol was. Ook ben ik een tijdje van mijn deur weggebleven. Ik heb altijd de gewoonte gehad om wie voorbij komt te groeten. De laatste jaren, tijdens de coronatijd, werd die groet gretig beantwoord. Daar was ik erg blij mee, de mensen waren zo vriendelijk en velen hadden meer tijd dan ooit. Maar na corona leek het wel of de passerende mensheid een metamorfose had ondergaan. Al van in de vroege ochtend lopen velen in zichzelf gekeerd of afwezig voorbij. De ‘goede morgen’ lijkt tot een ander tijdperk te behoren. Schoolgaande jongeren lopen met hun neus op of in hun telefoon.

Ze praten niet maar tikken gehaast op dat kleine bakje, ik zie ze grinniken, soms zwaaien…allemaal naar dat toestel. Maar ook volwassenen zijn druk met dat toestel aan de gang.

Ik voel me hier vaak, onzichtbaar, voor piet snot staan. Mensen van vlees en bloed lijken er niet echt meer toe te doen. Wanneer ik hardnekkig ‘goede morgen’ of ‘goede avond’ blijf zeggen kijken velen verbaasd, of zelfs een beetje verstoord, op naar mij, ‘dat rare mens’.

Vooral de kleuters reageren nog welgezind, al lang blij dat een levend persoon hen aandacht schenkt. Ook de stokouden, voor wie een smartphone een accessoire te veel is - ze hebben immers hun handen vol met zichzelf rechthouden - maken nog een praatje in het langzaam voorbij schuifelen.

Daarom dacht ik: ja, ik moet volhouden en blijven contact maken voor zij die dat prettig vinden. En wie weet komt er ooit een dag waarop iedereen weer blij is dat toch iemand in de straat mensentaal spreekt.

Beste lezer, ik zal je ook blijven schrijven al is een brief misschien te lang, want geen mail, sms of appje waar lezen slechts een kwestie van seconden is. Ik koester de ijdele hoop dat er hier en daar iemand is die nog graag af en toe een brief leest. Al was het maar om dit ‘erfgoed’ in ere te houden.

 

Mvg,

 

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke J 135: Nieuwjaarsbrief

Beste Lezer,

 

Bij het begin van een nieuw jaar past het een nieuwjaarsbrief te schrijven.

Hoeveel brieven heb ik je al niet geschreven? Ik ben de tel kwijt, maar ik weet wel dat ik het zesde briefschrijfjaar in ga. Wat wil zeggen dat ik met sommigen onder jullie al vijf jaar verbonden ben, met anderen sinds kort of eerder vluchtig.

Soms vraag ik me af of ik nog wel verder schrijven zou. Sta ik hier niet aan mijn deur als een roepende in de woestijn? En toch - ik zie elk jaar meer lezers verschijnen en dat schept moed; soms durf je me ook wel eens terechtwijzen, en vele andere keren blijk je dezelfde verzuchting te hebben en je gesteund te weten. En wie zwijgt zal mij misschien af en toe een zeurpiet vinden, wie weet.

Foto H.Baert

Opnieuw begint er een jaar, en het lijkt alsof we nog maar pas onze goede wensen uitspraken in het vorige jaar. Wensen die helaas niet allemaal zijn uitgekomen, het leven loopt soms anders dan we het ons en onze medemensen toewensen. Ik denk dan vooral aan de  humanitaire ramp in Oekraïne: wat een moedige mensen, heb ik vaak gedacht. Hoe verscheurend moet het zijn om je zoon, je man, je geliefden achter te laten om elders een nieuw leven op te bouwen. Hoe hartbrekend moet het zijn om voor de keuze te staan: blijven of weggaan? Je plannen, je doelen te moeten achterlaten en in te ruilen voor nieuwe.

Mijn eerste wens gaat dan ook uit naar mensen die in een land in chaos leven, dat zij blijvend moed houden om opnieuw te trachten naar en te ijveren voor een beter bestaan, een leven in warmte en veiligheid waar ook ter wereld.

En verder heb ik ook wensen voor al wie door mijn straat passeert: de hollende en dansende kinderen op weg naar school, de ouders die zich naar de crèche reppen en zij die op weg zijn naar hun werk, de dolenden, de luchtigen en de zwaarmoedigen, de haastigen en de langzamen, zij het op de step, de (bak)fiets, de rollator. Ik wens hun allen het nodige enthousiasme en voldoende warme omarmingen om het jaar 2023 met open vizier tegemoet te treden.

Zelf zal ik nog meer dan in de voorbije jaren met een multifocale bril  naar de nabije en verre omgeving proberen te kijken: altijd scherp zicht voor ver en nabij, maar ook met mildheid en humor.

 

Moge het je ook in 2023 goed gaan, beste lezer.

 

Mvg,

 

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke J. brief 134: Soms rijden we ons vast: meer fietsers op de weg (2)

Beste Lezer,

 Af en toe kan ik me niet van de indruk ontdoen dat we, hoezeer we ook ons best doen, op één of andere manier telkens weer vastlopen. Neem nu de vele inspanningen om de burger, met het oog op het klimaat, minder met de auto te laten rijden. Er wordt beslist veel ondernomen om ons meer te laten fietsen. Er worden fietsstraten, zelfs fietssnelwegen aangelegd. De auto krijgt het minder makkelijk om door de stad te circuleren. Bijna overal in het centrum mag je niet meer dan 30 per uur. De parkeerruimte voor auto’s wordt beperkt ten voordele van fietsstallingen.

En het moet gezegd: de fiets is populair. Bovendien bestaat er nu een amalgaam aan tweewielers: meer en meer elektrische exemplaren, bak- en ligfietsen, pedelec’s, lichte scooters en zelfs skateboards rijden op de weg, of liever: op de veelal smalle fietsstroken.

Fietsenleed/Foto: Herman Baert

Er zijn echter twee problemen: we hebben onze geschiedenis niet mee, en we zijn een bijzonder dicht bevolkt land. Nederland en Denemarken bvb. hebben al tientallen jaren veel brede, aparte fietspaden en veilige routes.

Ik herinner me dat ik me, tijdens het piekuur, alleen op het vrij smalle fietspad op de ring rond de stad bevond om mij op mijn rustige slakkentempo naar mijn werk te begeven, en dat is nog geen tien jaar geleden.  Geen elektrische noch bakfiets zat achter mij aan te rinkelen, geen pedelec noch elektrische step drong zich aan mij op.

Vandaag stippel ik nauwgezet mijn fietsroute uit en kies ik een daluur, want raar maar waar: ik voel me tijdens de spits een gevaar op de weg. Alsof ik met mijn wagen aan 70km/u op de autosnelweg zou rijden. Alsof ik het hinderlijke obstakel ben dat de oorzaak is van fileleed op het fietspad. Al is dit laatste een kromme redenering, want zeg nu zelf: het kan toch niet de bedoeling zijn dat de langzame fietser geweerd wordt? Het lijkt pas gisteren dat men sprak over de langzame en zachte weggebruiker. Nu lees ik over fietssnelwegen en ben je raar wanneer je niet elektrisch rijdt.

Maar ik zeg u, lezer, we rijden ons vast om de eenvoudige reden dat we ons met teveel op die veelal zelfde oude fietspaden begeven, de moordstroken langs de rijweg, en dat langzaam verkeer ook bij de fietsers is ingeruild voor snelwegverkeer. Het is begrijpelijk dat een deel van de bevolking liefst zo vlug mogelijk op het werk aankomt. Helaas verliest men meer en meer de oorspronkelijk trage weggebruiker uit het oog, want die is de klos. We blijven hardleers dezelfde redenering gebruiken als met de auto: snelsnel en rij of wandel me niet voor de wielen.

Wanneer we ook hier geen rekening houden met evenwicht tussen langzaam en snel, rijden we ons letterlijk vast. Deze zomer las ik dat het aantal verkeersdoden bij de fietsers tussen 2005 en 2021 is toegenomen. Het aandeel kwetsbare weggebruikers (voetgangers en fietsers) in het totaal aantal verkeersdoden bedroeg in 2021 39%. In 2005 ging het om 19%.

En dan heb ik het nog niet gehad over de besparingen op de verlichting van de openbare weg. Het wordt er voor de avondlijke fietser in donkere dagen niet eenvoudiger op: je kunt je dan wel fluorescerend op de weg begeven, daarmee ben je nog niet gewaarschuwd voor die onverwachte kuil in of dat obstakel op het pad.

En over veiligheid gesproken: ook in 2022 is ‘de bietebauw’ nog een hoogst onaangename verschijning, in het bijzonder op donkere en eenzame paden. Zeg nu niet dat ik u niet gewaarschuwd heb!

 

Mvg,

Frauke Jemand

 

 

Comment

Comment

Frauke Jemand 133: Soms rijden we ons vast(1): het openbaar vervoer

Beste Lezer,

 

Intussen kent u wellicht de doornen in mijn oog: één daarvan is het openbaar vervoer, en dat is niet de minste.

Naast het fietsen worden we ook aangemoedigd om het openbaar vervoer te gebruiken. Niets is echter meer ontmoedigend dan dat!

Foto Herman Baert

Ik heb er al eerder over geschreven: over de vele vertragingen, het kapotte materiaal, de beknellende overvolle treinen en niet te vergeten: de stakingen met de regelmaat van een klok.

Hoewel: dan is er tenminste nog iets klokvast in het openbaar vervoer.

Excuses genoeg, dat wel, maar excuses maken je reis niet.

Nu lijkt het mij gepast dat wanneer je ons – dus de burgers - aanmoedigt om het openbaar vervoer te gebruiken, je dan alles op alles zet om deze reismethode ook te laten slagen.

Helaas: daar loopt het helemaal vast, soms letterlijk in de Noord-Zuidtunnel of die onder het kanaal. Het is me al opgevallen dat er hier en daar nieuwe spoorlijnen worden aangelegd: ik begin me af te vragen met welk materiaal daarop gereden zal worden.

Er zijn prachtige gerenoveerde stations, maar er wordt alles aan gedaan om zo min mogelijk reizigers van de nieuw gecreëerde ruimte te laten genieten. Er is trouwens standaard een minimum aan personeel aanwezig.

Ik heb het al gehad over de minimale dienstverlening, met uitzondering van deze voor mensen met een beperking.

De automatisering van de ticketbalies is alomtegenwoordig, en ieder van ons heeft intussen door dat waar digitalisering een prioriteit wordt, de menselijke dienstverlening en dus ook de warme omkadering en het veiligheidsgevoel verdwijnen.

Menselijke warmte genoeg in overvolle treinen, denkt u misschien, maar ook daar mogen we onze soort niet overschatten. Wanneer we te dicht op elkaars lip zitten worden we balorig, en sommigen onder ons, die hongerig naar huis willen, zelfs brutaal. Let op: straks verschijnt er opnieuw een onderzoek over de toenemende weerspannigheid van de reizigers. Je hoeft helaas niet geleerd te zijn om te weten dat mensen hun frustraties op elkaar, of liefst nog op de zwakste schakel afreageren wanneer ze zich in het nauw gedreven voelen. Hier is de treinbegeleid(st)er vaak kop van jut. Eén vonkje volstaat.

Neen, het helpt niet om er zich met een excuus vanaf te maken dat treinen afgeschaft worden, dat het materiaal letterlijk rammelt, als het al niet stuk is. Neen, het helpt niet minder treinen in te leggen om straks te zeggen dat de burger zich sowieso liever met de wagen verplaatst.

Laat het duidelijk zijn: hier rijden we ons muurvast.

 

Mvg,

Frauke J.

 

 

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 132: De post doet het opnieuw

Beste Lezer,

 

Lang geleden dat we het nog eens over de post gehad hebben. Waar is de tijd dat de post, brieven, kranten en rekeningen afleverde? Dat was toen de hoofdtaak.

Later kwam er niet enkel het uitbetalen van pensioenen bij, er werd van hem/haar ook een luisterend oor verwacht, en aandacht voor eenzame ouderen.

Daarna moest de postbode niet zozeer luisteren, maar controleren of die eenzame thuisblijver wel degelijk thuis was en niet onder een parasol lag in het zuiden van Spanje.

Vervolgens werd de postman/vrouw een soort maatschappelijk werker, die een oogje in het zeil moest houden op plaatsen waar een nood was. Hier en daar kon er ook nog wel een boodschap bij in de brieventas. En iets later promoveerde de postbode ook echt tot pakjesdrager.

Vandaag is de goede man/vrouw geen pakjesdrager zonder meer maar ook de ophaler van je oude recupel spullen. Let op: een wasmachine is wellicht te zwaar en een laptop ook, maar je oude mixer, lamp…kortom een hele reeks oude electrische kleinoden kunnen nu in het postbusje mits degelijk verpakt en van een adressticker voorzien.

Volgens mij zijn postbodes zeer brave lieden, of ze hebben geen vakbond die voor hen in de bres springt en durven niet op straat te komen. Ik ken geen enkel beroep dat er de laatste jaren zoveel taken bij heeft gekregen voor hetzelfde loon en met zo weinig animo.

Foto Herman Baert

Met enige weemoed denk ik terug aan de postbode, altijd dezelfde, die jaar in jaar uit op ronde was en enkel wat later op de afspraak verscheen op dagen dat er pensioenen werden uitbetaald of nog: in de nieuwjaarsdagen. In de eindejaarstijd werden er veel wenskaartjes bedeeld en daar hoorde dan hier en daar, een jenever bij.

Postbodes wisten beter dan wie dan ook hoe het eraan toe ging in de huizen, en zonder veel tamtam wisten ze de juiste mensen aan te spreken om hier en daar een handje te helpen.

Postbodes waren voor sommige mensen vertrouwenspersonen, soms de enige levende ziel die er elke dag stond, weer of geen weer.

 

Ik weet niet of jij nog je postbode kent? Hier komt om de haverklap iemand anders, en het gebeurt wel meer dat ik een brief vijf huizen verder moet binnensteken omdat de nieuweling  verloren loopt in de straten.

Wat mij betreft  zou ik blij zijn met wat meer vastigheid: ik bedoel een vaste postbode op vaste dagen en liefst ook op iets vastere uren. Ik ben al lang blij wanneer de postbode de krant, de brief en de facturen op tijd en in de juiste brievenbus steekt. Meer moet dat niet zijn voor mij. Liever de krant in de posttas dan een oude mixer.

‘Schoenmaker blijf bij je leest’: volgens mij geldt dit ook voor postbodes.

 

Mvg

 Frauke Jemand

 

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 131: Genoeg gezwamd: nieuwsnieuwsnieuws…

Beste Lezer,

 

Onlangs stond ik aan mijn voordeur en zag iets verderop twee dames met elkaar praten. Ongewild ving ik enkele fragmenten op.

“.. ik kijk en luister zelfs niet meer naar het nieuws: het is toch alleen maar slecht nieuws” zei de ene dame. Er viel een korte stilte, waarop  de andere vond “… een mens zou er depressief van worden”.

Zo ging het nog een tijdje door, dat het erg was van de gasprijzen en …intussen stapten ze verder en hoorde ik het vervolg niet van hun gejammer. Het zette mij wel aan het denken. Had ik onlangs niet dezelfde gedachte gehad maar net iets anders nl. genoeg gezwamd wat moet ik in godsnaam met altijd hetzelfde nieuws?

We kunnen nieuwsmakers en -lezers niet met de vinger wijzen voor minder goed nieuws: zij kunnen er weinig aan doen dat er een oorlog woedt in Europa, dat covid nog altijd van de partij is, dat het leven duurder wordt. Dat is nu eenmaal de realiteit.

Het is niet alleen herfst in de natuur het is ook herfst in het wereldgebeuren.

De manier waarop het nieuws gebracht wordt stoort me wel: waarom het avond na avond over het verhogen van de gasprijzen hebben? We weten dat gas duurder is geworden, is het echt nodig om elk bedrijf, de scholen, de boeren, de restaurants met dezelfde boodschap en dezelfde klachten op de beeldbuis te laten verschijnen? Net zoals we tijdens de heftigste covid naast onze eigen zorgen ’s avonds ook nog alle klachten van diverse sectoren moesten aanhoren. Alsof de variatie op meer van hetzelfde iedere keer opnieuw nieuws is.

Waarom gelijksoortig nieuws niet wat meer bundelen?

Moeten we ons beschermen tegen te veel slecht nieuws? Ik denk dat de mensheid dat automatisch doet, dokters en therapeuten zeggen immers al langer ‘ik vertel wat de patiënt op dat moment aankan’. De nieuwsmedia verdiepen zich misschien best eens in de menselijke psyche: wat kan een mens aan?

foto Herman Baert

En hoeft nieuws altijd slecht te zijn? Ook in wankele tijden gebeuren hoopgevende zaken, doen zich interessante ontwikkelingen voor in de wereld. Tussen vallende bladeren ligt er ook af en toe een uniek exemplaar, tussen de veelheid aan platgetrapte paddestoelen is er schoonheid in die bijzondere zwam.

Een nieuw project in de gezondheidszorg, de groeiende jeugdbewegingen, hier en daar een wijze mens, de inspanningen van vrijwilligers… Soms krijgen we dit soort nieuws als een uitsmijter, als dessert bij een slechte maaltijd. Wat meer variatie en evenwicht zou welkom zijn. Wie weet gaan de nieuwsbannende dames dan opnieuw kijken.

 

Mvg

 

Frauke J.

 

Comment

Comment

Frauke J brief 130 : Treinstakingen een jaarlijks fenomeen

Beste Lezer,

 

In de herfst zijn er van die weerkerende fenomenen zoals stormen, regenvlagen, bladval maar, ook niet onbelangrijk: stakingen.

De NMBS in het bijzonder heeft een abonnement op treinstakingen in de herfst. Zo ook nu.

Het is me niet zo duidelijk waarover deze staking nu precies ging, maar ik neem aan dat het zoals in vele sectoren tegenwoordig o.a. gaat over personeelstekort. En zoals je in mijn vorige brief kon lezen: wanneer de bestuurder van de trein niet aanwezig is dan kan het karretje niet rijden. Ik hoop echter dat het om meer gaat dan personeel. Reizigers morren en klagen, en u denkt misschien ‘reizigers morren en klagen altijd’, en dat mag dan waar zijn is maar die luttele keren dat ik de trein nam liep er altijd iets mis. Wat moet het dan zijn wanneer je abonnee bent? Minder wagons dan aangegeven blijkt schering en inslag, maar laatst, op vrijdag, gaf een overvolle trein er de brui aan wegens ‘technische storingen’

Gelukkig in een station en gelukkig voor veel reizigers kon men mits een perronwissel meteen overstappen op een andere trein, met als gevolg dat een volgestouwde trein kon doorrijden.

Wie bleef achter? Een vrouw met een kruk, enkele oudere mensen, waaronder ikzelf, die zich niet tussen de massa durfden te murwen en de reizigers met veel bagage. Drie kwartier later was er een volgende trein maar helaas kan ik niet schrijven dat deze laatste ons gezwind naar onze bestemming bracht: in het volgende station stonden we alweer langere tijd stil.

Wat er deze keer mis was hebben wij reizigers niet geweten, misschien was er geen personeel om ons dat uit te leggen. Maar ik kan u wel melden dat mijn traject van twee uur reizen dubbel zo lang is geworden.

Bij deze hoop ik vurig dat er ook wordt gestaakt voor beter en nieuw materiaal. Jawel: er worden nieuwe sporen gelegd, jawel: de grote treinstations worden vernieuwd, maar mijn bezorgdheid is dat er straks geen materiaal, geen personeel en niet te vergeten geen reizigers zijn om daar gebruik van te maken. Stations worden dan mooie lege dozen en sporen nieuwe wandel- en fiets trajecten.

 

Mvg,

 

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke J.brief 129: De trein is altijd een beetje reizen

Beste Lezer,

Onlangs reisde ik, na het spitsuur, met de trein naar een andere stad. Ik had er een dwingende afspraak en moest dus op tijd zijn.  ‘De trein is altijd een beetje reizen’, dacht ik. Het station lag er vrij rustig bij, even dacht ik zelfs dat het staking was, tot een vriendelijke stem door de luidsprekers galmde: ‘Beste reizigers, de informatieborden werken op dit ogenblik niet, gelieve goed te luisteren naar de aankondigingen, uw app te raadplegen of naar de gele papieren te kijken, gelieve ons te verontschuldigen.’

Gelukkig had ik me goed voorbereid, want gele papieren waren niet te vinden en een app heb ik niet. Op spoor 7 moest ik zijn. Intussen vielen er nog allerlei excuses uit de lucht: ‘Beste reizigers: de trein naar Luik komt aan, i.p.v. 10 wagons zijn het er 7, gelieve ons te verontschuldigen.’ Even later reed de trein naar Oostende, met een lichte vertraging, binnen, ‘I.p.v. twaalf wagons zijn het er 8, gelieve ons hiervoor te verontschuldigen’.

Intussen was onze trein, weliswaar met alle wagons, op tijd binnengereden. Het biepsignaal van onverbiddelijk sluitende deuren bleef echter uit. Na tien minuten klonk een vriendelijke stem, deze keer in de trein: ‘Beste reizigers, welkom.  We kunnen onze reis helaas nog niet aanvatten, de reden is mij niet bekend, gelieve ons te verontschuldigen’. In tijden van hypersnelle communicatie durf ik toch even twijfelen aan de betrouwbaarheid van onze treinbegeleider. Hoezo hij weet het niet, indien hij niet wie dan wel?

Twintig minuten later het verlossende bericht: ‘Beste reizigers: we kunnen vertrekken; de reden van onze vertraging was dat de bestuurder nog niet was aangekomen, waarvoor onze verontschuldigingen.’ Pardon?

Welgemoed sprak hij verder: ‘We hebben helaas 30 minuten vertraging maar we doen ons best om de schade te beperken en u veilig op uw bestemming te brengen. Nogmaals onze verontschuldigingen.’ Even dacht ik dat ik in een komische excuusfilm terecht was gekomen - ware het niet dat de trein, eens het station uit, in een rotvaart over de rails raasde. Nu heb ik niet zoveel problemen met een stevige rit in een TGV maar deze trein, waar men zijn best had gedaan om de graffiti af te wassen in de hoop deze een nieuwe look te geven, leek op een oude schicht die over een autostrade voortrammelde. Alles daverde aan het karretje, het knisperde vervaarlijk op de rails. Behoorlijk wat mensen rondom mij belden naar her en der omdat ze aansluitingen dreigden te missen, af en toe hoorde ik schuttingtaal i.v.m de rijstijl van de treinbestuurder.

Zelf zag ik de tijd letterlijk wegvliegen, en om mezelf geen hartinfarct te bezorgen berustte ik al in het feit dat ik schromelijk te laat zou zijn. Al dat razen hielp niet veel, want bij elke stop verloren we opnieuw tijd. Maar al te goed begreep ik de treinbegeleider die zich beperkte tot af en toe een opbeurend woord en voor de rest schitterde in afwezigheid, wellicht bang om gevierendeeld te worden. De kans was groot.

Bij al dat beurtelings wachten en razen had ik ruim de tijd om me te bezinnen over het bericht dat de NMBS binnenkort de treintickets gaat opslaan. Een verkeerd signaal, nu men alles wil inzetten op de promotie van het openbaar vervoer, opperde een krant. Zéker een verkeerd signaal, bedacht ik en meer nog: je wordt toch niet duurder wanneer de service almaar minder wordt! Minder loketten, minder aanspreekbaar personeel, blijkbaar ook minder wagons, bestuurders die het laten afweten…

Of is ook hier minder meer geworden?

Mvg,

Frauke J

Comment

Comment

Frauke J. brief 128: Voorbij de komkommertijd: terug naar school

Beste Lezer,

 

Elk jaar opnieuw wordt het uiteindelijk 1 september en elk jaar opnieuw is dat de eerste schooldag: in ons Vlaamse landsgedeelte toch. Ik kan het niet laten beste lezer daar een brief aan te wijden. Een brief over al die kinderen en jongeren, de boekentassen op de rug of aan de hand, die opgetogen of triest vertrekken naar die plek waar hopelijk een nieuwe wereld voor hen opengaat.

Op die eerste ochtend ben ik paraat aan mijn deur om ze te begroeten en door te straat te zien trekken in hun splinternieuwe of oude kleren met hun rugzakken of tassen. De kleinsten jengelend aan de hand van een ouder, de jongeren die algauw wat vrienden tegenkomen.

foto Herman Baert

En die ene die wat angstig en alleen door de straat jakkert in de hoop nog net op tijd te komen. Vooral die eenling houdt me bezig: hoe zal het zijn wanneer hij straks in een groep op gaat. Zal hij zich thuis voelen, zal hij zich beter thuis voelen op school dan daar waar allerlei zorgen liggen. Of zal hij de zorgen meenemen in zijn rugzak of erger nog in zijn hoofd zodat er bijna geen plaats is om nog iets bij te leren. Krijgt hij straks te lezen dat x beter zijn best moet doen, zich beter moet inzetten of dat het anders niet zal lukken. Wie zal begrijpen dat zijn leven veel ingewikkelder is en dat huiswerk maken bijzaak is in zijn leven. Ja aan wie kan hij dat vertellen? Zullen zijn klasgenoten hem nog net als vorig jaar ‘die rare’ noemen, hem daarmee pesten? Alsof zijn leven al niet moeilijk genoeg is.  Zal hij vanavond alleen zijn boeken kaften of ook nog deze van de zussen en broers? Zal er hoe dan ook wel kaftpapier zijn wanneer hij de tafel heeft afgeruimd en de afwas heeft gedaan. Het zal laat zijn wanneer hij klaar is en morgenvroeg zal hij opnieuw door de straat jakkeren in de hoop toch nog op tijd te zijn na alle ochtendwerk en hopen geen straf te krijgen.

Ja die ene die baart mij zorgen en ik hoop vurig dat iemand zijn bleke zenuwachtigheid zal opmerken en zich over hem zal ontfermen. Dan is er kans dat het goed komt met hem. Anders vrees ik is hij een vogel voor de kat.

En ik vraag mij af lezer of wij, die aan de kant van de weg staan, niet op één of andere manier het signaal moeten geven dat je het soms al van op straat kunt zien dat er iets misgaat in en met iemands leven. Maar wie zal ons geloven?

 

 Mvg

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke J. brief 127: Komkommertijd: warm, warmer warmst en hoe dit het nieuws overheerste

Beste Lezer,

 

Komkommertijd, dus blijkbaar weinig nieuws onder de verschroeiende zon.

Maar onze media hebben daar iets op gevonden: waar het weer normaal gezien in de dagelijkse omgang onderwerp van gesprek is, beheerst het nu al dagenlang het nieuws:

 

Wie nu nog niet weet dat het brandt in grote bossige delen van Europa,

zal het nooit weten.

Wie nu nog niet weet dat ook hier gevaar loert,

loopt met oordoppen in.

Wie nu nog niet weet hoe je je huis of appartement zo koel als haalbaar kunt houden,

schuilt wellicht al weken in zijn kelder.

Wie nu nog niet weet dat je best geen 100 km stapt in deze verzengende hitte,

zal het nooit weten.

Wie nu nog niet weet dat het best is je hoofd koel te houden of minstens te bedekken,

heeft de voorbije weken in coma gelegen.

Wie nu nog niet weet dat je veel water moet drinken,

ligt wellicht met hoofdpijn in bed.

Wie nu nog niet weet dat de groenten verschroeien op de akkers, en dat het fruit verbrandt,

zal het nooit weten.

Wie nu nog niet weet dat de rivieren onbevaarbaar dreigen te worden, zo niet al zijn,

verbleef met het hoofd in de wolken.

Wie nu nog niet weet dat wij dat straks in onze geldbeugel zullen voelen,

zal het hoe dan ook voelen.

Wie nu nog niet weet dat geheel Europa kreunt onder de hitte,

zal het nooit weten.

 

De problemen in Afrika, Indië, Libanon, Oekraïne…dat is klein bier vergeleken bij onze droogteproblemen, bij de stand van ons grondwater, bij de beknotting van onze vrijheden, door, alweer, deze vervelende toestand.

Gelukkig wordt er af en toe een expert bijgehaald die ons iets wijzer maakt over het ruimere klimaatprobleem.

Gelukkig is er af en toe iemand die met een open blik naar de toekomst kijkt, naar wat er zal gebeuren wanneer we nu niet ingrijpen.

Gelukkig is er hier en daar een vindingrijke medemens die creatief genoeg is om zich voor te bereiden op de toekomst.

 

Gelukkig maar - want anders bleven we alleen maar staren naar dat verharde uitgedroogde veld, naar onze eigen oogst, of naar onze navel.

 

Mvg,

Frauke J.

 

 

Comment

Comment

Fraukebrief 126 : Kennismaking met Meneer Jemand

Beste Lezer,

 

Ik heb groot nieuws: lang dacht ik de enige te zijn die nog aan de deur op de uitkijk staat en een praatje maakt met mensen, maar niks is minder waar! Onlangs logeerde ik in een andere stad. Ik wandelde door een nauw straatje waar slechts één auto en één voetganger tegelijk door kunnen en daar zag ik mijn mannelijke evenknie. Hij had het werkelijk gezellig gemaakt met een tafeltje voor twee en een tas koffie, de poes zat rustig in het deurgat en hield alles in het snotje. Regelmatig passeerde een auto maar dat kon de man niet deren, hij dronk rustig zijn koffietje in de zon. Verbaasd vroeg ik hem of hij geen schrik had dat de poes onder een auto zou belanden, toen ik prompt mezelf tegen de gevel moest drukken omdat een vrachtwagen het straatje in manoevreerde. De man was er gerust in en had alle vertrouwen in zijn kat. ‘Ze kent het verkeer beter dan wij! En ze gaat hoogstens tot het eind van de straat’, zei hij, ‘en door mijn kat leer ik bijzonder veel mensen kennen’. Een wijsheid waar ik zelf nog niet opgekomen was.

In de loop van ons gesprek begreep ik dat het allemaal was begonnen tijdens een lange ziekte. Die weken, maanden was de man veel alleen en een tuin had hij niet.

‘Ik ben begonnen met mijn deur open te zetten, en toen ik weer wat op de been was ging ik af en toe in het deurgat zitten en nu ik beter ben maak ik hier mijn eigen terras.’ ‘Er komen hier dagelijks verdwaalde reizigers langs en intussen ben ik een volleerde stadsgids, ik vertel allerlei bijzonderheden over de stad die ze nergens anders te horen krijgen. Maar het eerste gespreksonderwerp is altijd mijn kat.’

Ik bedacht dat het een bijzonder slimme manier was om de eenzaamheid te doorbreken en contacten te leggen in een stad.

Misschien wordt het stilaan tijd dat ik ook een kat houd, bedacht ik.

Het dier zat vadsig in het deurgat en liet zich gewillig fotograferen door verloren gelopen toeristen.

 

Mvg

Frauke J.

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 125 : Openbaar vervoer: De trein (vervolg)

Beste lezer,

Ook al lijkt tien jaar een eeuwigheid en weten we niet hoe het land er tegen die tijd uitziet: laten we alvast de koe bij de horens vatten (of op de trein springen), en ijverig meedenken met de NMBS over het nieuwe beleidsplan. De trein moet nu éénmaal blijven rijden,  hoe meer des te beter.

Laat ons beginnen met het zoeken naar treinbestuurders, daar hebben jij en ik meteen baat bij.

We boren enkele stevige bronnen aan: je kunt ze niet op je vingers tellen, de mannen die op hun zolder of in de kelder, tot in het kleinste detail, hele treinwerelden bouwen. Ik heb me altijd al afgevraagd of het de gemiste grote droom is van die bricoleurs om zelf een trein te mogen besturen. Hetzelfde met de mensen die oude treinen opnieuw op de rails proberen te krijgen en het nostalgiespoor berijden.

Een aantal maanden geleden las ik dat ook meer en meer vrouwen kiezen voor een job bij het spoor. Ze zijn dan meestal rangeerder of begeleider, maar er zijn beslist ook heel wat vrouwen die voor bestuurder willen  kiezen.

En een derde bron die voor de hand ligt: ik zie veel mensen van kleur als reiziger maar weinig of niet als personeelsleden. Wel zijn er veel taxichauffeurs met andere roots, zouden sommigen niet ook graag een trein besturen? Geef al die mensen een degelijke opleiding en voilà: deze klus is bijna geklaard.

Dan is er nog het station als veilige ontmoetende ruimte.

Laat ons beginnen met de vraag in welk soort station wij ons thuis zouden kunnen voelen.

Wie of wat maakt een station levendig en biedt een gevoel van veiligheid? Juist, mensen.

Om te kunnen ontmoeten moeten er mensen zijn. Nu is de moeilijkheid dat de reizigers zelf meestal slechts luttele tijd in een station blijven, tenzij de trein vertraging heeft. Dit laatste kan echter zeker niet de bedoeling zijn van een goed werkende NMBS.

Belangrijk is dus dat er ook mensen zijn die daar hun vaste standplaats hebben en een service verlenen.

Niets is immers ongezelliger dan een station met alleen maar kastjes in de muur. Enkele loketten openhouden waar iemand je kan voorthelpen met tickets, je wegwijs maakt in de stationsdoolhof, je vraag of klacht kan noteren: dat lijkt me geen overbodige luxe. Basisvoorzieningen, zoals toiletten, open houden tot laat in de avond. Enkele personeelsleden die een oogje in het zeil houden om boertige reizigers tot de orde te roepen, zelfs buiten te zetten, en die onmiddellijk hulp kunnen inroepen lijkt me in deze tijden ook zinvol. Het hoeven geen agenten te zijn, want dan denk je aan gevaar, een vriendelijk opschrift: in de trant van ‘waarmee kan ik je helpen?’, ‘bij mij ben je veilig’ ..ik zeg maar iets: dat zou het veiligheidsgevoel bevorderen.

Dan zijn er nog de factoren levendigheid en ontmoeting. Ik zou beginnen met aangename wachtruimtes waarin naast de Metro ook wat magazines liggen en informatiebrochures over de plaats waar men zich bevindt. Graag een aangeklede wachtruimte met wat kleur of, waarom niet: af en toe een tentoonstelling. Ik hoorde ooit iemand zeggen dat schoonheid het beste in de mens naar boven haalt.

Stille hoekjes waar je een tukje kunt doen afgewisseld met gezellige praathoeken, kaarttafeltjes of schaakborden en tekenruimte voor de kleinen. En uiteraard is koffie en eten ook belangrijk. Geen uitgebreide maaltijden maar een lekker broodje of slaatje waar je slechts een beetje tijd voor nodig hebt. Ten onrechte denkt men vaak dat ontmoeting en veiligheid samengaan met luidruchtige constante muziek en videoschermen. Neen daar geloof ik niet in, maar af en toe een onverwachte act van dansers, muzikanten, koren, een comedian, goochelaar, clown etc.. kan het eentonige afroepen en aankondigen van treinen wel gezellig doorbreken.

Ziezo beste lezer en NMBS: gratis en voor niks wat inspiratie voor een nieuwe toekomst.

Ik ben benieuwd.

 

Mvg

Frauke J.

 

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 124 : Openbaar vervoer: De trein

Beste Lezer,

Voor de overheid is het nu duidelijk: de NMBS moet beter doen.

Er ligt een nieuw beleidsplan op tafel dat in 2032 een feit moet zijn. Nu is 2032 nog wel een hele tijd; bij ons in de familie werd gezegd: “zo lang nog? Wie weet wiens hoofd zeer doet tegen die tijd.”

Maar laat ons eerlijk zijn: er is wel wat werk aan de winkel. Tenslotte heeft de NMBS nog maar net een 24-uursstaking achter de rug.

Nu we het openbaar vervoer stilaan weer meer gaan gebruiken is er onrust in de rangen. Er sputtert één en ander.

Net nu er treinen afgeschaft worden door een tekort aan personeel, spreekt men van een groter aanbod aan treinen.

Net nu men de treinreiziger er gewoon aan heeft gemaakt om ongeveer alles zelf te doen - van het nemen van een treinticket uit een machine tot en met, voor de volleerden, het digitaal bestellen en afprinten of scannen ervan- wil men van stations levendige en ontmoetende veilige ruimtes maken.

Beste lezer, loop eens even op een winter- of zelfs voorjaarsavond om 20.30u door een station: het is er doods, luguber stil. Meer nog: in de meeste stations kun je op die tijd niet eens meer naar het toilet (als er al één is). Ook op klaarlichte dag is er nog weinig reden om in het stationsgebouw te zijn: voor je ticket hoeft het niet meer en  daarbij is er zelfs in vrij grote stations nog maar één loket open. Ook een informatiebalie is nog zelden of helemaal niet te vinden. Indien er ergens in is geïnvesteerd, dan is het wel in de digitale informatieservice. Met de aaifoon in de hand ben je overal en meteen op de hoogte van de kleinste vertraging. Helaas, zonder internet of gsm ben je de klos. Jawel, er is werk aan de winkel. Ik geef toe dat ik die goede voornemens van het beleid met een korreltje zout neem.

Maar laten we niet kankeren en de zaak even opbouwend benaderen en meedenken. En dat doe ik graag in een volgende brief.

 Mvg,

 Frauke J.

Foto Herman Baert

Comment

Comment

Fraukebrief 123: ‘Waar zijn we in godsnaam mee bezig’: de zwakke weggebruiker.

Beste lezer,

Het is lang geleden, maar misschien herinner je je nog één van mijn eerste brieven waarin ik, fietster sinds jaar en dag, me plots zorgen begon te maken over al dat tweewielergerij op te smalle moordstroken. Laatst hoorde ik dat het aantal fietsongelukken drastisch is toegenomen, om over de step nog maar te zwijgen.

Triomfantelijk zou ik nu kunnen uithalen: ‘Zie je wel! Ik heb het lang geleden al gezegd’.

Maar neen, zo gemeen ben ik niet, of toch maar een beetje; waar meer mensen fietsen gebeuren meer ongelukken, dat was mijn eerste gedachte.

Wanneer ik echter tijdens het nieuws één of andere verkeersdeskundige hoor oreren ‘dat er meer ouderen met electrische fietsen rijden en deze mensen dus ook sneller rijden en vlugger iets breken’ als  verklaring voor bovenstaande - dan word ik furieus en vraag opnieuw: waar zijn we in godsnaam mee bezig?

Het is de rollen omdraaien! Inderdaad, er rijden meer ouderen electrisch, maar zelden zie ik ze in vliegende vaart door de straten sjezen. Onlangs zag ik op twee dagen tijd evenveel ongelukken: twee fietsers die tegen elkaar opbotsten en een voetganger die omver werd gereden op het zebrapad. En neen, het waren, op de voetganger na, geen ouderlingen.

Ik ben geen expert zoals die meneer op TV, maar wel een ervaringsdeskundige die dagelijks in het gewoel fietst. Nu er meer fietsers zijn is er  behoefte aan betere infrastructuur en meer verkeersregels voor fietsers. Kennis van het fietsreglement zou gekoppeld kunnen worden aan een fiets/stepbewijs, waarom niet.

Je rijdt bv.niet in de verkeerde richting op een fietspad, je stopt aan het zebrapad en laat de voetganger oversteken. Je doet niet alsof jij nu de koning(in) van de weg bent en al fietsend op het zebrapad oversteekt, je tikt niet aan je hoofd omdat iemand volgens jou te traag fietst etc…

Trouwens, ook aan dat fietsreglement mag behoorlijk wat gesleuteld worden: ik pleit voor maximum snelheden op smalle fietspaden, je zoeft met de auto toch ook niet door te nauwe straten. Over het inhalen en voorbijsteken valt ook wel wat te zeggen: inhalen met een bakfiets op een moordstrookje, bijvoorbeeld, is allesbehalve vanzelfsprekend. Fietsen met een mobieltje aan het oor: hoezo kan de fietser wat de autobestuurder niet kan? En traag fietsen is niet verboden.

En opleiding: het is een begin en zeker toe te juichen dat scholen er veel aan doen om kinderen goed te leren fietsen in het verkeer, maar volwassenen moeten eveneens dringend op rijles - en neen, ik heb het hier niet in de eerste plaats over de ouderen.

 

Mvg,

Frauke J.

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 122 : ‘Waar zijn we in godsnaam mee bezig ‘ Entertainment in de wachtzaal

Beste Lezer,

 

Onlangs zat ik in de wachtzaal van een ziekenhuis in het gezelschap van een heleboel dames met een buikje, het ene al wat boller dan het andere.

Zelf ben ik die leeftijdsfase al een tijd voorbij, het belet echter niet dat je voor vrouwenzaken bij een gynaecoloog moet zijn. Op zich is dat geen bezoek om naar uit te kijken, de vrouwelijke lezers onder u weten waarover ik spreek.

Nu was het een tijd geleden dat ik daar nog in de wachtzaal had gezeten, en tot mijn verrassing hing er een groot tv-scherm en daarop was het volop autorally.

Indien er één sport is die mij niet interesseert dan is het wel rally, het schurend en snerpende geluid van de autobanden doet me naar het hoofd grijpen. Blijkbaar was ik niet de enige want een aantal dames zaten verveeld op hun IPhone te tokkelen.

Intussen vroeg ik me af wat al dat snerpen en scheuren op het circuit met de ongeboren foetussen doet. De prenatale ervaring: daar wordt in sommige kringen niet lacherig over gedaan(in andere dan weer wel). Mijn fantasie sloeg op hol en in het heftigst van de strijd stelde ik me voor hoe sommige ongeborenen zich nog meer oprolden in een poging de luide stressvolle wereld uit de cocon te houden.

En wellicht was er een andere die net gewekt werd door al dat lawaai en zo snel mogelijk wenste te ontsnappen. Dit laatste zou ik haast moeten gaan geloven want ik werd uit mijn fantasie gewekt door een onthaalbediende die kwam vertellen dat de verloskundige naar een bevalling was geroepen. Spontaan hoopte ik dat het geen vroeggeboorte zou worden. Intussen verschenen er soaps op het brede scherm en kreeg ik nog ruim de tijd om me de vraag te stellen: ‘waar zijn we in godsnaam mee bezig?’. Waarom meent men, ongetwijfeld met de beste bedoelingen, patiënten te moeten entertainen met beelden en lawaai. Al eerder dacht ik daarover na in een wachtzaal voor patiënten met neurologische problemen. Amusementsmuziek  dreunde door de boxen en dat terwijl je overal leest dat klassieke muziek, of stilte, de hersenen tot rust brengt.

Hierbij een oproep aan alle ziekenhuizen en plaatsen overal te lande waar wachtzalen zijn: ban de beelden en amusementsmuziek en beperk het geluid tot het getik van de breipennen, naaldhakken, het omdraaien van een blad in krant of boek en het gefluister van wat stemmen.

 

Mvg,

 

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke J.brief 121: ‘Waar zijn we in godsnaam mee bezig?’(2) Het volkstribunaal

Beste lezer,

 

Een tijd geleden las ik in de krant dat een kunstenaar veroordeeld werd omwille van oneerbare praktijken op het werk.

Over de aanpak en werkwijze van de kunstenaar bleken de meningen verdeeld: voor sommigen was zijn aanpak eigen aan zijn manier van werken volgens anderen ging de kunstenaar behoorlijk over de schreef. Deze laatsten spanden een rechtszaak aan. De kunstenaar pleitte voor vrijspraak maar liep een veroordeling op. Het gerecht deed zijn werk en bepaalde een strafmaat.

We noemen dit de rechtsgang, daarvoor bestaan deze instituten. En zelf lezer geloof ik nog altijd in deze rechtsgang.

Het wordt echter link wanneer ‘het volk’ er zich buiten de rechtszaal ook mee gaat bemoeien.

In nieuwsuitzendingen hoorde ik onmiddellijk na de veroordeling een pleidooi voor het verwijderen van het werk van de kunstenaar.  Het koninklijk paleis, sommige gemeenten en andere instanties meenden zich te  moeten verantwoorden voor het behoud van de kunstwerken. Er was sprake van duiding bij de werken. Sommigen benoemden zichzelf tot aanzwengelaar van het publieke debat: moeten we het werk van veroordeelde kunstenaars weghalen?

Bij mij kwamen spontaan deze gedachten op: ‘Waar zijn we in godsnaam mee bezig’ en ‘Hoever zijn we nog verwijderd van de boekverbranding, het beroepsverbod, de steniging en de stokslagen?’

Het gerecht doet zijn werk over de al dan niet gepleegde wandaden van een persoon. De persoon krijgt daarvoor een straf opgelegd, daarvoor dient een rechtszaak toch?

Daarnaast is er het oeuvre van een kunstenaar. Zijn kunstwerken in het licht van de veroordeling van de persoon van de kunstenaar plots anders geworden?  ‘het kwaad zelve’?

In onze, zogenaamde, beschaafde samenleving geven we geen fysieke stokslagen, is er geen steniging we kiezen voor, zogenaamd, beschaafde vernederingen zoals het weghalen van werk of, om het anders te zeggen: de kunstenaar in de vergeetput dumpen. In het beste geval laten we het werk hangen en kiezen we voor de levenslange brandmerking van de kunstenaar door er een duiding bij te hangen. En wat wordt er dan op een bordje geschreven ?

Indien dit ‘het nieuwe normaal’ wordt stel ik voor dat er ook op de naamkaartjes van alle fraudeurs, belastingontduikers, beliegers, bedriegers , huichelaars etc…een duiding staat.

Wees dus op uw hoede want wie zei ook alweer: ‘wie zonder zonde is werpe de eerste steen.’

 

Mvg

 

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke Jemandbrief 120 : 'Waar zijn we in godsnaam mee bezig?'(1) Duurdere ouderenzorg.


Beste lezer,

 

De krant zorgt er met regelmaat voor dat mijn adrenalinepeil de hoogte in schiet.

Zo las ik onlangs dat de prijs voor het verblijf in een woonzorgcentrum zou stijgen. Enigszins cynisch, ik geef het toe, bedacht ik: ‘aha, straks moeten we dus ook meer betalen om rapper dood te gaan’. Mijn excuses lezer, maar de hoge sterftecijfers van de rusthuisbewoners in de heftigste coronatijd staan me nog scherp voor de geest.

Misschien denkt u nu: ‘ja maar ze waren heel oud’, ik ken echter behoorlijk wat heel oude mensen die thuis wonen en nog in leven zijn. Net zoals in een crèche of school is het samenbrengen van veel mensen in een woonzorgcentrum een broeihaard van infectie en virus.

Wat ik me ook nog van die tijd herinner is de belofte dat er nagedacht zou worden over andere vormen van wonen en zorgen voor de oude medemens.

Bovendien kwamen in de tussentijd ook enkele schandalen van verwaarlozing in de bejaardenzorg aan de oppervlakte, reden genoeg dus om daarover na te denken.  En toch kan men kennelijk niks anders bedenken dan het duurder maken van het verblijf.

Voor zover ik het begrepen heb gaat het dan niet over het bieden van meer kwaliteit, maar enkel en alleen over de oplopende verwarmingskosten. Het tekort aan personeel en zeker aan geschoold personeel blijft een heikel punt.

Alle respect, iedereen roeit met de riemen die hij heeft, ook al is dit er soms maar één en vaart het schip dus wankel.

Het is vooral het totale gebrek aan creatief denken over hoe omgaan met de oudere medemens dat ik godgeklaagd vind. In een ouder wordende bevolking is dit echt meer dan nodig.

We hebben het graag over ‘de snel veranderende samenleving’ en toch lijkt het alsof we de ouderen blijvend negeren, en inzake ouderenzorg de tijd stil blijft staan. Of blijven we ons behelpen met het letterlijk bepamperen, met het spelen van bingo en andere spelletjes?

En neen, het inschakelen van robots is niet het creatieve zoeken waar ik het over heb.

Is het vanzelfsprekend dat je in je plus tachtiger jaren opnieuw op internaat bent? Je met een troep (is verschillend van een groep) ouderlingen aan het ontbijt, middag- en avondmaal zit?

Sommigen vinden dit misschien prima, maar wat met de diepere vragen en behoeften: meer privacy, meer waardigheid en respect, de nood aan van nut zijn, zingeving, de behoefte aan echtgemeende waardering en uiteindelijk de liefdevolle zorg bij het afsluiten van het leven?

Of heb ik iets gemist en zijn er veelbelovende denkgroepen opgestart die zich over die vragen buigen? Is men al bezig met het uitwerken van co-housingexperimenten waarin ouderen ook een plaats krijgen? Is men al op zoek naar hoe de grote instituten opgesplitst kunnen worden in kleinere leefgemeenschappen?

Of zal het creatieve denkwerk van de ouderen zelf moeten komen?

 

Mvg,

 

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke Jemandbrief 119: Moeilijke woorden: ‘Woke’

Dag Lezer,

 

Het is alweer een tijd geleden. Al heb ik geen dwingende en dringende verplichtingen meer, toch glipt de tijd uit mijn handen. Een dag is zo voorbij.

En zoals de tijd me ontglipt gebeurt dat ook met de wereld rondom mij. Waarover ik u vandaag wil schrijven is morgen alweer achterhaald. Nieuwe vragen, moeilijkheden en zware thema’s zoals oorlog en vrede doemen plots op uit een lang geleden.

Maar vandaag wil ik me, samen met u, buigen over het woord: ‘woke’.

Ik kom het overal tegen: of het nu gaat over het al dan niet spreken over zwarte piet, de vraag of oude helden nog wel helden zijn en een standbeeld verdienen, of over het samenleven tussen mannen en vrouwen.

Ik ben het woord gaan opzoeken en ik las het volgende:

Woke staat voor ‘wakker’ zijn: alert op misstanden en problemen in de maatschappij, en het voorkomen van kwetsen van anderen. Wanneer ik dit zo lees, dan kan ik het daar alleen maar mee eens zijn. Ik pleit in zowat elke brief die ik u schrijf, direct of indirect, voor het belang van nadenken. Woorden en gedachten, die ons worden aangereikt, niet zomaar klakkeloos in de mond nemen: dat is mijn stokpaardje.

Eigenaardig genoeg heb ik dit ook met de inhoud die soms aan het woord ‘woke’ gegeven wordt: het klinkt vooruitstrevend, maar in de feiten krijg ik er nu en dan een eng gevoel bij.

Af en toe, wanneer ik de krant opensla, of het nieuws hoor of zie, maak ik me de bedenking : is dat nu allemaal niet wat overdreven, is de mensheid niet overgevoelig geworden? Ik aarzel om deze woorden luidop uit te spreken, uit schrik in een hoek geduwd te worden.

Zie je, het is net dit laatste wat mij wat verontrust, dat opgestoken vingertje: ‘je mag dit niet zeggen of schrijven, je mag dat niet doen of je komt in de verdomhoek terecht’.  Alert zijn is één ding, wat je ermee doet is nog iets anders. Het voelt soms onvrij aan: bang zijn om de verkeerde woorden te schrijven of te zeggen, want ook taal ligt erg gevoelig nu. Terwijl de vrijheid van het woord net zo belangrijk is!

Ik mijmer verder: misschien kom ik uit een andere tijd, een tijd waar love and peace, wellicht enigszins naïef maar zeker gul, omarmd werden? Misschien waren de oorlogen, om maar iets te zeggen, verder van ons bed, waardoor we vredig met Yoko Ono en John Lennon in een ‘bed-in’ konden duiken: samen met hen protesteren tegen de verre  Viëtnamoorlog.

Daarmee bedoel ik niet dat er geen mistoestanden waren: natuurlijk wel, waar mensen samenleven zijn er problemen. Dachten we niet na of waren we ruimdenkend? Waren we vergevingsgezind of laks?  Was het leven eenvoudiger of zagen wij het te simpel?  Wie zal het zeggen…maar het is zeker de moeite waard om over na te denken.

In deze sterk veranderende tijden zijn er zeer veel redenen om ‘woke’ te zijn, of was het woord daar niet voor bedoeld? Ik meen dat nadenken, alert zijn, zeker geen kwaad kan, liefst met een open geest en gevoel voor gedachtenuitwisselingen.

 

Mvg,

 

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke Jemandbrief 118: de beste stuurlui en de wal: Wintermanifest (3)

Beste lezer,

Vorig jaar al heb ik je geschreven over al die mensen die midden de coronacrisis even komen zeggen wat beter had gekund en kan. Het jaar was nog maar net begonnen of er was al een nieuwe groep mensen die vond dat het anders moest. Allemaal knappe koppen van diverse pluimage, en ze hebben een manifest ondertekend. Intussen zijn er al die erop terugkomen of er aantekeningen bij maken. Ik vond het veelbelovend dat er werd gesproken over een open debat, en dat het niet de bedoeling was om de geschiedenis van gissen en missen te bekritiseren, maar ervan te leren. Een nieuw jaar: we leren bij. 

Dacht ik.

Maar in de loop van de voorbije weken en wat gesprekken hier en artikels daar leek het me een schot in het ijle. Je hoeft niet echt doorgeleerd te hebben om te weten dat een pleidooi voor een open debat niet begint met het spuien van kritiek en verwijten aan het adres van wie in het heetst van de strijd zijn nek heeft uitgestoken. Zoiets leidt algauw tot wrevel en ergernis, en zo geschiedde meteen tijdens de eerste tv-uitzending daarover. 

Foto H. Baert

Laat ik een voorbeeld geven uit mijn eigen buurt. Stel: een groepje bewoners neemt het initiatief om voor het eerst een buurtfeest te organiseren om elkaar beter te leren kennen. Het feest vindt plaats, en er zijn uiteraard wat beginnersfouten, maar grosso modo is het een geslaagd initiatief. Stel nu dat na het feest een ander groepje bewoners in elke bus een pamflet deponeert met daarop de boodschap: ‘…het was een goed initiatief…maar er was te weinig opkomst, er waren geen drankbonnekes, en waarom hebben die van nummers 20 tot 25 dat feest naar zich toegetrokken, waarom waren wij daar niet bij betrokken? Was er nog geld over en wat werd ermee gedaan’, en nog meer dergelijke verwijten en stille verdachtmakingen. En tot slot ‘Kunnen we eens gaan samenzitten om daar in alle rust over te praten?’

Geef toe, lezer, dat de zin om aan tafel te gaan zitten beperkt zal zijn. Ik vrees dat ‘in alle rust’ een vervelende vergadering wordt en dat wie zich aangevallen voelt terug zal slaan en zeer menselijk zal reageren door te zeggen: ‘Doe het zelf indien je het zoveel beter kunt’. 

Beter zou zijn, zowel in het wintermanifest als in het buurtinitiatief, om niet te starten met oordelen en veroordelen. Je kritiek eerst op papier zetten en verspreiden in de media, zoals bij het wintermanifest, is nog meer olie op het al smeulende vuur gooien. 

Waarom niet beginnen met samen zitten met alle betrokken partijen en een neutrale gespreksleider? Waarom niet starten met de vraag wat we van de voorbije periode kunnen leren en hoe we de toekomst gaan aanpakken? Laat die gespreksleider het geheel in goede banen leiden, gepreksregels afspreken en je krijgt een open debat. Vooraf is het belangrijk om na te gaan of de deelnemers geen verborgen agenda hebben, zoals bv. eigen belang, zelf macht verwerven, geldgewin, ruzie willen stoken, niet goed om kunnen met bepaalde mensen…. In het geval van de gehele covid19-saga is de kwalijkste verborgen agenda misschien wel: politieke macht verwerven. Soms kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat deze crisis misbruikt wordt om zieltjes te winnen bij het kiezerspotentieel, en oppositie te voeren. Dat lijkt me een heel kwalijke. De problemen van een buurtfeest oplossen is klein bier vergeleken bij de covidsaga.

 

Mvg,

Frauke J.

Comment

Comment

Ter herinnering: Hoe Frauke Jemand is ontstaan

In het jaar 2005 ontmoette ik, in een straat van de stad waar ik destijds regelmatig kwam, een vrouw. Ze stond in de deuropening en sprak mij aan.

De vrouw, laten we haar J noemen, had al een groot stuk leven achter de rug.

Ze wist veel over het reilen en zeilen in haar straat: ze kende bijna alle mensen die haar deur voorbijgingen bij naam. Over veel actuele thema’s had deze vrouw een uitgesproken mening. Ze had een mening over de politiek in eigen land en in de wereld.  Ze praatte over klein en groot nieuws, over goed en kwaad.

Veel mensen liepen haar achteloos voorbij, zodat het soms leek alsof ze tegen zichzelf praatte. Ik bedacht dat zij op haar manier een buurtwerkster, het geweten, de spiegel van haar straat, haar wijk en verder was.

Het stemde mij mismoedig dat deze vrouw geen stem, geen forum had om van zich te laten horen.

J. kreeg van mij een eigen leven als ‘Frauke Niemand’. Voor mij stond ze symbool voor de vele naamlozen in vele straten in nog meer steden.

 In 2011 startte ik het project Frauke Niemand.

 Frauke Niemand stuurde brieven naar kranten. Aangezien haar brieven nooit werden gepubliceerd in de krant kregen deze brieven een plaats in de tentoonstelling ‘Geënt’

(‘Geënt’ Klaas Verpoest&Chantal Sap 2011, Abdij van het park Heverlee)

In 2017 veranderde Frauke Niemand in Frauke Jemand (omdat een niemand ook een iemand is). Haar zoektocht naar ‘een stem’ in het publieke forum dit via muurkranten in de stad werd in een fotoinstallatie in beeld gebracht door Herman Baert( Tentoonstelling Lichtende kamers- Besloten hofjes Kruidtuin 2017).

Vanaf 2018 zette Frauke Jemand haar poging tot het verkrijgen van een stem in het publieke forum verder deze keer via brieven aan de lezer en foto’s van H.Baert. Het begon schuchter met hier een daar een lezer, intussen heeft Frauke J. (zoals we haar tegenwoordig noemen) een vast lezerspubliek en vele nieuwsgierigen die haar brieven willen lezen.

Ook in 2022 zal Frauke J. haar mening en mijmeringen niet onder stoelen of banken steken, zij het aan een iets rustiger tempo.

Chantal Sap

Comment