‘Het geluk van het schrijverschap, niet alleen voor een eenzaam plezier, maar steeds met de gedachte aan een paar goede vrienden als lezers’ H. Hesse

 

Dierbare,

 

(een dag later)

Wanneer ik in vorige brief schreef dat er minstens een portret of contouren nodig zijn van diegene aan wie je schrijft, sprak ik hoop uit. Het is de gekoesterde hoop om via de contouren dichtbij te blijven, dichtbij te mogen blijven. Misschien schrijf ik je straks wel woorden die anders mijn lippen doen bevriezen.

 De brief is een vrijplaats die ruimte biedt; terzelfdertijd is het een gevaarlijke plaats. Het staat je immers vrij elk woord meteen met de grond gelijk te maken. Toch lijkt de brief het middel bij uitstek om met je te spreken. Nu je weg bent zou de virtuele snelweg logischer zijn, maar ik vrees dat de vluchtigheid van dit medium mijn woorden geen echte kans geeft. Ze zouden de beslotenheid van het briefpapier en de bijhorende briefomslag missen. Ik weet het: het klinkt lachwekkend, alsof ik mijn woorden en ook mezelf een te groot ‘ sérieux’ toemeet. Jawel, ik heb overwogen om andere schrijfmethoden te gebruiken: een dagelijkse column in een krant, af en toe een muurkrant in deze of gene stad. De brief echter  biedt de grootst mogelijke vrijheid en toch ook een zekere intimiteit, en dus beslotenheid.

 De beslotenheid, het intieme van het blad en het tegelijk afstandelijke  ervan intrigeert. Het lijkt  alsof de gedachten via het woord de veilige cocon verlaten en betekenis krijgen door die mogelijkheid: dat iemand ze ooit leest.

 Via jouw ogen bestaat de kans dat anderen meelezen.

Het heeft te maken met het belang van scherper krijgen wat ‘in’ ons is.

De brief of een dagboek zorgt voor een rijpingsproces dat in ons plaatsvindt: wat woordelijk in ons geboren wordt mag geen vroegtijdige dood sterven.

In die zin zie ik de brief als een poëtische stilte.

 Lieve groet

 c.s.

 

Comment